P3, les 4 - NED van 2F naar 3F

Nakijken van de leestekst uit Facet (3F): ‘Gedrag in stiltecoupé’ (2014-2015)
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nakijken van de leestekst uit Facet (3F): ‘Gedrag in stiltecoupé’ (2014-2015)

Slide 1 - Slide

Periode 3, les 4 (NED van 2F naar 3F)

Hoofdstuk 1: Onbekende woorden begrijpen 
§ 1.3 Figuurlijk taalgebruik

Online terug te vinden onder het kopje ‘Ws1’

Slide 2 - Slide

Lesdoelen & opzet van de les: 
Beter Spellen
Je spelt werkwoorden en overige woorden correct.

Woordenschat 1 (Ws1): Onbekende woorden begrijpen
§ 1.3 - Je herkent en begrijpt figuurlijk taalgebruik.

Woordenschattrainer 3
Het uitbreiden van de woordenschat m.b.t. werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 3 - Slide

1. Log in op je Nu Nederlands Online Licentie.
2. Ga naar het tabblad 'Ws1'. 
Dit opent hoofdstuk 1: Onbekende woorden begrijpen
3. Klik aan de rechterzijde op 'Beter Spellen'. 
4. Maak de vier oefeningen van de dagelijkse test op niveau 3F.

Slide 4 - Slide

Woorden kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn. Bij figuurlijk taalgebruik wordt er iets anders bedoeld dan er staat. Uit de rest van de zin of de tekst kun je opmaken of een woord letterlijk of figuurlijk is bedoeld.

Voorbeeld:
Letterlijk: Het is algemeen bekend dat het gebruik van alcohol slecht is voor je hart.
Figuurlijk: Ons kantoor is gevestigd in het hart van de stad.
Letterlijk is ‘hart’ het orgaan dat bloed door je lichaam pompt; figuurlijk betekent het ‘midden’ of ‘centrum’.

Slide 5 - Slide

Uitdrukkingen zijn altijd figuurlijk bedoeld.

Voorbeeld:
Op het festivalterrein kon je over de hoofden lopen.
De schrijver bedoelt dat het heel erg druk was.



Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Maak de volgende opdrachten op je Nu Nederlands online licentie (tabblad Ws1)

3F – Woordenschat 1.3 Opdracht 1                               
3F – Woordenschat 1.3 Opdracht 2                   
3F – Woordenschat 1.3 Opdracht 3                     




    
3F niveau

Slide 9 - Slide

1. Ga weer terug naar het startscherm van tabblad 'Ws1', oftewel: hoofdstuk 1: Onbekende woorden begrijpen
2. Klik nu aan de rechterzijde op 'Trainers woordenschat'. 
3. Oefen met de Woordenschattrainer 3 van de werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 10 - Slide

Wat vond je van deze les?
Hierna volgen er vier stellingen.
Kies steeds het antwoord dat het beste bij jou past.
Er is geen goed of fout antwoord. 

Slide 11 - Slide

De uitleg van deze les
was duidelijk voor mij.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 12 - Poll

Ik ben deze les actief bezig geweest.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 13 - Poll

Deze les helpt mij om mijn niveau
NED omhoog te krijgen (van 2F naar 3F).
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 14 - Poll

Ik heb op dit moment geen vragen meer
over deze les.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 15 - Poll

Thuis aan de slag!
Maak de vragen bij de leestekst uit Facet (3F): ‘Kopen’ (2014-2015). 
Gebruik hiervoor het stappenplan lezen op de volgende slide.

Deze kijken we de volgende les gezamenlijk na. 

Slide 16 - Slide

Stappenplan lezen
Fase 1:
oriëntatie
Stap 1: bekijk de titel, tussenkopjes, afbeeldingen, bron, etc.
Stap 2: bedenk wat het onderwerp van de tekst is en wat je zelf al van dit onderwerp weet.
Stap 3: lees de eerste én laatste alinea.
Stap 4: bedenk voor jezelf hoe de tekst (ongeveer) in elkaar zal zitten.
Fase 2: 
intensief lezen
Stap 5: lees de hele tekst intensief door!
- lees de alinea's;
- let op belangrijke signaalwoorden;
- bedenk voor iedere alinea wat de belangrijkste informatie is.
Fase 3:
vragen beantwoorden
Stap 6: lees de vraag, maar kijk nog niet naar de antwoorden.
Stap 7: bekijk bij welk stukje tekst de vraag hoort en lees dit stukje nog een keer.
Stap 8: bedenk voor jezelf wat het juiste antwoord moet zijn.
Stap 9: lees nu pas de antwoorden en beantwoord de vraag.
Stap 10: herhaal fase 3 totdat alle vragen zijn beantwoord.

Slide 17 - Slide

Ik weet nu wat ik naar aanleiding van deze les
nog allemaal moet afmaken en/of doen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll