Das Adjektiv V5 (22-23)

Das Adjektiv
S. 37 & S. 248

1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Das Adjektiv
S. 37 & S. 248

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lernziele dieser Stunde:
Ik kan het bijvoeglijk naamwoord in het Duits vervoegen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Bijvoeglijk naamwoord
das Adjektiv

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Der-Gruppe
Ein- Gruppe
mein
ein
dein
kein
sein
ihr
unser
euer
Ihr
der
die
das
dies-
jen-
jed-
all-
manch-
solch-
welch-

Slide 4 - Drag question

Deze verdeling kennen is heel belangrijk bij het Adjektiv
Das Adjektiv
Het bn wordt altijd vervoegd in het Duits. Dit is van een aantal factoren afhankelijk.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan/ factoren:
1. Het woord dat eraan voorafgaat (woord uit de der-Gruppe, ein-Gruppe of staat er niks voor (dan nichts-Gruppe)
2. de naamval (1e, 2e, 3e of 4e) > stappenplan  naamvallen
3. het getal (enkelvoud/ meervoud)
4. het geslacht (mannelijk/ vrouwelijk/ onzijdig)

Slide 6 - Slide

Je begint altijd bij stap 1
Bijvoeglijk naamwoord: Der-Gruppe

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Bijvoeglijk naamwoord: Ein-Gruppe

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Bijvoeglijk naamwoord: Nichts-Gruppe/ Null-Gruppe

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Achtung:
Twee of meer bn voor hetzelfde zn, krijgen dezelfde uitgang:
Dieser große, nette Mann spielt in unserer Mannschaft.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is de meest voorkomende uitgang van het Adjektiv in het Duits?

A
-e
B
-er
C
-en
D
-es

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke woorden komt de uitgang -en ALLEEN MAAR voor bij de der- en ein-Gruppe?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

In welke naamvallen komt de uitgang -en, bij de der- & -ein-Gruppe ALTIJD voor?
A
1e en 2e
B
2e en 3e
C
3e en 4e
D
1e en 4e

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Eine jung ... Frau hat uns geholfen.
A
junger
B
junge
C
jung
D
junges

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Ich habe diese braun... Schuhe (mv) neu gekauf t.
A
braunen
B
brauner
C
braunem
D
braunes

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Er trägt meinen blau..... Pulli (m)
A
blauen
B
blauer
C
blaues
D
blauem

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Mein Bruder hat ein gelb..... T-Shirt (o) gekauft.
A
gelbes
B
gelb
C
gelber
D
gelben

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Lesdoel bereikt?
Je kunt het uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord toepassen.
A
Ja, ik kan het!
B
Nee, ik snap het niet!
C
Nog veel oefenen en leren... en dan komt het goed!
D
Ja, ik denk het wel!

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Nachbesprechung

Slide 19 - Slide

This item has no instructions