This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
B6: Kruisingen
Th4: Erfelijkheid
Slide 1 - Slide
Doelstelling
Je moet een kruisingsschema kunnen opstellen
Je moet bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen kunnen afleiden
Slide 2 - Slide
Heterozygoot betekent dat het genenpaar voor een eigenschap bestaat uit twee ongelijke genen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
Als een persoon zowel het gen voor blauwe als het gen voor bruine oogkleur bezit, is deze persoon homozygoot voor de oogkleur
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Bij een organisme dat heterozygoot is voor een bepaalde eigenschap komt het dominante gen tot uiting in het fenotype
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Een persoon bij wie een dominant gen tot uiting komt in het fenotype kan homozygoot zijn voor deze eigenschap
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Kruisingen
In een kruisingsschema worden de generaties aagevenen
P: Ouders
F1: De eerste generatie nakomelingen (kinderen)
F2: De tweede generatie nakomeningen (keinkinderen)
Slide 7 - Slide
Het opstellen van een kruisingsschema
Wat zijn de gegevens?
Welke genotypen kunnen ontstaan?
Wat zijn de genotypen van de ouders?
Wat kunnen de geslachtscellen voor gen bevatten?
Welke mogelijkheden zijn er voor het versmelten van een eicel en een spermacel
Slide 8 - Slide
Een kruising
Bij fruitvliegen is de eigenschap voor rode ogen dominant over dat van witte ogen. Een homozygote vlieg met rode ogen wordt gekruist met een vlieg met witte ogen. De nakomelingen (kinderen) worden onderlng gekruist zodat een F2 (kleinkinderen) ontstaat.
Werk deze kruising uit
Slide 9 - Slide
Een kruisingsschema
P: AA x aa
Geslachtscellen: A a
F1: Aa
Aa x Aa
Geslachtscellen: A of a A of a
F2:
Slide 10 - Slide
Nog een oefening
Bij cavia's is de eigenschap voor kort haar dominant over dat van lang haar.
Een homozygote kortharige cavia wordt gekruist met een langharige cavia. De nakomelingen kruisen zich onderling voort.