11.57 - 12.15 Uitleg over sedimentatie paragraaf 1.3 +aantekenblad
12.15 - 12.17 Instructie zelfstandig werken
12.17 - 12.35 Zelfstandig werken aan opgaven 2,4 en 6 uit het flexboek
12.35 -12.40 Wheel of decide opgaven 2 en 4 bespreken klassikaal
12.43 - 12.53 Blooket leerdoelen sedimentatie
12.53 - 12.55 Afsluiten les en opgeven HW
Slide 2 - Slide
Hoe noem je hoogteverschillen in het landschap?
A
contrast
B
reliëf
C
Kenmerk
D
Ligging
Slide 3 - Quiz
Wat is laagland ?
A
Dat is land tussen 200 en 500 meter
B
Dat is land tussen 500 en 1500 meter
C
Dat is land tussen 1500 meter en hoger
D
Dat is land tussen 0 en 200 meter
Slide 4 - Quiz
Sleep de juiste foto's naar de juiste woorden
Laagland
Heuvelland
Middelgebergte
Hooggebergte
Slide 5 - Drag question
Nakijken Huiswerk
Nakijkboekje
Zelfstandig
Klaar? Lezen 1.3 in stilte
Slide 6 - Slide
Hooggebergte
Heuvelland
Laagvlakte
Slide 7 - Drag question
De bovenloop
Slide 8 - Slide
De bovenloop
Een rivier begint hoog in de bergen --> de bovenloop
Rivier stroomt erg hard!
Weinig bochten in de rivier.
Slide 9 - Slide
Bovenloop van de Rijn
Slide 10 - Slide
De middenloop
Middenloop
Slide 11 - Slide
Middenloop
Rivier krijgt steeds meer bochten (meanders).
Stroomt minder hard.
Slide 12 - Slide
De benedenloop
Benedenloop
Slide 13 - Slide
Benedenloop
Bijna geen hoogteverschillen meer. De rivier stroomt traag .
Maakt wijde bochten.
Slide 14 - Slide
Wat voor verwering zie je hier?
A
Biologische verwering
B
Chemische verwering
C
Fysische verwering
Slide 15 - Quiz
Verwering is...
A
het vervoeren van stenen en zand door een rivier
B
het kapot gaan van stenen door vorst, temperatuur verschillen en wortels van bomen
C
de druk van rotsen op een helling
D
het transport van grote keien in een gletsjer
Slide 16 - Quiz
Welke verwering?
A
Vorstverwering
B
Biologische verwering
C
Verwering door temperatuurverschil
Slide 17 - Quiz
Verweerd materiaal
de rivier brengt materiaal mee uit de bovenloop naar de midden/benedenloop.
Dit materiaal wordt steeds kleiner hoe verder je gaat.
= erosie.
Rotsen, stenen, grind, zand, klei
Slide 18 - Slide
Geef aan wat het verband is tussen de stroomsnelheid van een rivier en de grote van het verweringsmateriaal. Doe dit in een hoe hoe zin.
Slide 19 - Open question
Erosie
= het uitslijten/schuren van gesteente
Door het geschuur slijt ook het aardoppervlak.
Erosie ontstaat door
wind
water
ijs
Slide 20 - Slide
Voor erosie
Na erosie
Slide 21 - Slide
erosie door ijs
erosie door water
erosie door wind
Slide 22 - Slide
U-dal = erosie door ijs (gletsjer)
V-dal = erosie door water (rivier)
Dik pakket van ijs, 10tallen meters dik, beweegt langzaam (enkele meters per dag) door het dal. Dat komt door de zwaartekracht en het aan en afsmelten van ijs.
Slide 23 - Slide
Sedimentatie
= Het neerleggen van verweringsmateriaal
Slide 24 - Slide
Sedimentatie.
Slide 25 - Slide
Sedimentatie
Slide 26 - Slide
Hoe ontstaat nieuw land?
Hoe ontstaan bochtende rivieren?
Slide 27 - Slide
Meanderen
Slide 28 - Slide
Meanders
Slide 29 - Slide
Delta
Slide 30 - Slide
Deltamonding rivier
Rivieren brengen zand en klei naar zee.
In zee wordt steeds meer zand en klei neergelegd (=sedimentatie)
Het land breidt zich uit in zee
Delta: riviervertakking, vol met sedimenten
Slide 31 - Slide
Boven, midden en benedenloop
Opdracht: vul de tabel verder in met de woorden veel, weinig, hoog, laag, gemiddeld.
Tijd: 5 minuten. Klaar? Aan de slag met de opdrachten van paragraaf 1.3 in je werkboek.
Loop:
Stroomsnelheid
Erosie
Sedimentatie
Boven
Midden
Beneden
Slide 32 - Slide
Boven, midden en benedenloop
Loop:
Stroomsnelheid
Erosie
Sedimentatie
Boven
Hoog
Veel
Weinig
Midden
Gemiddeld
Minder
Gemiddeld
Beneden
Laag
Weinig
Veel
Slide 33 - Slide
Opgaven maken tussen 12.17 en 12.35
Je gaat aan de slag met de opgaven 2,4 en 6 (schema) van je flexboek.
Om 12.33 kom ik langs om je werk te controleren. Je werkt in tweetallen!
Hierna bespreken we de opgaven aan de hand van Wheel of decide!