(signaal)woorden en examenzinnen 2022

welk signaalwoord past het beste in de zin?
1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

welk signaalwoord past het beste in de zin?

Slide 1 - Slide

mon frère aime les chiens .......ma soeur aime les chats
A
avant que
B
alors que
C
puisque
D
baguette

Slide 2 - Quiz

Ma soeur a un nouveau job ............ elle n'ait pas encore son diplôme
A
avant
B
pour
C
bien qu'
D
baguette

Slide 3 - Quiz

avoir une camionette VW, c'est cool ........ ça coûte cher
A
baguette
B
mais
C
pourtant
D
bref

Slide 4 - Quiz

la semaine prochaine, je vais passer mon examen ............. je vais bien étudier
A
ensuite
B
premièrement
C
d'abord
D
donc

Slide 5 - Quiz

la semaine prochaine je vais passer mon examen .............je vais bien étudier
A
en effet
B
contrairement
C
depuis
D
ensuite

Slide 6 - Quiz

Mon frère ne fait pas de sport ...... il s'est blessé
A
mais
B
et
C
pourquoi
D
parce qu'

Slide 7 - Quiz

D'abord, tu entres dans la voiture et ..... tu prends le volant
A
puis
B
parce que
C
pour
D
suite

Slide 8 - Quiz

signaalwoord van tegenstelling

Slide 9 - Mind map

signaalwoord van tijd

Slide 10 - Mind map

cherchez l'intrus
A
néanmoins
B
pourtant
C
puis
D
mais

Slide 11 - Quiz

cherchez l'intrus
A
enfin
B
d'abord
C
et puis
D
parce que

Slide 12 - Quiz

angst
nauwelijks
vooroordeel
goedkeuring
schetsen
aanzetten tot
schaamte
medelijden
inciter
esquisser
approbation
angoisse
ne ...guère
honte
pitié
le préjugé

Slide 13 - Drag question

Par quel mot cette phrase aurait-elle pu commencer?

Slide 14 - Open question

De quel ton l’auteur parle-t-il dans ce texte?

Slide 15 - Open question

4. – enthousiaste- étonné – indifférent- moqueur- cynique- désinteressé – fâché- comblé

Slide 16 - Open question

Lesquelles des affirmations suivantes correspondent à ce qui est dit au premier alinéa?

Slide 17 - Open question

Qu’est-ce qui est vrai selon l’alinéa 6

Slide 18 - Open question

Quel aurait pu être le titre de ce texte?

Slide 19 - Open question

Wat is de functie van het signaalwoord:

puisque
A
uitbreiding / opsomming
B
reden
C
conclusie
D
doel

Slide 20 - Quiz

Wat is de functie van het signaalwoord:

en résumé
A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
doel

Slide 21 - Quiz

Welk signaalwoord is geen toevoeging, aaneenschakeling, opsomming of opeenvolging?
A
de plus
B
d'autant plus que
C
d'abord
D
deuxièmement

Slide 22 - Quiz

Welk signaalwoord is geen toevoeging, aaneenschakeling, opsomming of opeenvolging?
A
et
B
également
C
en effet
D
ensuite

Slide 23 - Quiz

Wat is de betekenis van "tout compte fait"?
A
alles wel beschouwd
B
uiteindelijk
C
vervolgens
D
ten slotte

Slide 24 - Quiz

Wat is de betekenis van "et"?
A
en
B
ook
C
eveneens
D
ten slotte

Slide 25 - Quiz

Signaalwoorden die een bewering voortzetten
Toevoeging, aaneenschakeling, opsomming, opeenvolging
En - Et
Ook, eveneens - Aussi, également
Bovendien, daarenboven - En outre, de plus
Ten eerste - D’abord
Dan, vervolgens - Puis, ensuite
Ten slotte, uiteindelijk - Enfin, finalement
Alles wel beschouwd - En fin de compte, tout compte fait,
après tout
Rangtelwoorden - Premièrement
, Deuxièmement, Troisièmement 
Niet alleen…, maar ook… - Non seulement…, mais encore…

Slide 26 - Slide

Wat is de betekenis van "enfin"?
A
alles wel beschouwd
B
uiteindelijk
C
eveneens
D
ten slotte

Slide 27 - Quiz

Wat is een synoniem van van "de plus"?
A
en outre
B
d'abord
C
également
D
en fin de compte

Slide 28 - Quiz

Wat is de betekenis van "finalement"?
A
alles wel beschouwd
B
uiteindelijk
C
eveneens
D
ten slotte

Slide 29 - Quiz

Traduis les connecteurs
ook
ten eerste
inderdaad
ongetwijfeld
zelfs
dus
également
d'abord
en effet
sans aucun doute
même
donc

Slide 30 - Drag question

Comment ce passage se rapporte-t-il à la phrase précédente?

Slide 31 - Open question