Het werkwoord 'be' betekent 'zijn'. In het NL is dit een onregelmatig werkwoord. Dat betekent dat het ww verandert bij elke persoon (ik ben / jij bent / hij is).
In het Engels is dat ook zo.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Toepassen in een zin?
Ga altijd eerst op zoek naar het onderwerp in de zin. Die staat in een bevestigende zin altijd vooraan. Over wie/wat gaat het in de zin?
My friends ... already at the beach.
This house ... not mine.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Hebben = (to) have got
'Have' en 'have got' betekenen allebei 'hebben'. Na he/she/it (of woorden die daarnaar verwijzen zoals 'Matt = he) gebruik je 'has' of 'has got'.
Bij de verkorte vorm moet je 'got' altijd toevoegen.
Slide 15 - Slide
EN: (to) have got - NL: hebben
Slide 16 - Slide
Toepassen in een zin?
Ga altijd eerst op zoek naar het onderwerp in de zin. Die staat in een bevestigende zin altijd vooraan. Over wie/wat gaat het in de zin?
My sister ... a new pair of shoes.
I ... a test tomorrow.
Slide 17 - Slide
I
you
He/she/it
We/you/they
am
are
is
have (got)
has got
Ik
Wij
've got
's got
'am
're
Slide 18 - Drag question
Hebben of zijn?
Kijk, al je tussen 'hebben' of 'zijn' moet kiezen, goed naar de betekenis van de zin: