M2: Unidad 1 Les 4

1 / 21
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Lesprogramma
Leerdoelen voor vandaag:
  • Je ken alle grammatica van Unidad 1


 

Terugblik:
  • Verschil "ser" en "estar"
  • De toekomende tijd
  • Werkwoord gustar
  • De overtreffende trap
  • Praten over plaatsen met tiene, hay, está en es

Slide 4 - Slide

De toekomende tijd
Wat is de toekomende tijd?
-Dingen die nog moeten gebeuren/ dingen die je van plan ben om te gaan doen

Vb:                                                                                 *Gaan + ww
Ik ga straks de afwas doen.             
We gaan zo een stukje lopen.

Slide 5 - Slide

De toekomende tijd
              Ir       +    a      +       hele ww

Slide 6 - Slide

ir al bosque
ir a la playa
ir a visitar los abuelos
ir al teatro
ir de compras

Slide 7 - Drag question

Sleep de juiste vorm van 'ir' naar het juiste doel.
Ana y Juan _____  escuchar música en casa.
Rick y yo ______ comer juntos esta tarde.
¿Tú________  casa en coche?
Yo _______ la peluquería
¿Lisa y tú _____ a Francia de vacaciones?
Maria _______ bailar en la fiesta
van a
vamos a
vas a
voy a
vais a
va a

Slide 8 - Drag question

Gustar = leuk vinden/ houden van
Het is een apart werkwoord dat je niet helemaal vervoegd.

Het heeft maar 2 vormen:

  GUSTA --> enkelvoud werkwoorden
  GUSTAN --> meervoud


Slide 9 - Slide

El verbo gustar
Sleep het Spaanse woord naar de Nederlandse vertaling. 
ellos/as
yo
él/ella
nosotros/as
vosotros/as
le
me
os
te
les
nos

Slide 10 - Drag question

gusta
gustan
A mí me ...... comer.
Le ..... los bombones.
A ti te ..... el chocolate.
Os ...... la pasta y galletas.

Slide 11 - Drag question

Los comparativos = de overtreffende trap
página 18
-Je vergelijkt twee of meer zaken met elkaar.


Slide 12 - Slide

Los comparativos = de overtreffende trap
El/la + zelfst. nw + más + bijv. nw + de
   The + noun + most + adjective + of/in

 La montaña más alta de España es el Teide.
  De hoogste berg van Spanje is de Teide
  The highest mountain in Spain is Teide

El/la + zelfs. nw + menos + bijv. nw + de

 La provincia menos poblada de España es Soria.
 De minst bevolkte provincie van Spanje is Soria.
 The least populated province of Spain is Soria

Slide 13 - Slide

Los comparativos = de overtreffende trap

Slide 14 - Slide

Praten over plaatsen
página 19
1. Málaga .............. una ciudad muy bonita.
 2. Madrid ..................en España.
3. .....................playas muy bonitas en Valencia.
4. Barcelona .................. un plaza de toros muy famosa

Slide 15 - Slide


Wat heb je van 
deze les geleerd?

Slide 16 - Open question


Wat vind je nog moeilijk?

Slide 17 - Open question

Lesdoelen✔
  • Ik kan de overtreffende trap vertalen en correct gebruiken in een Spaanse zin.
  • Ik kan over plaatsen praten met de werkwoorden "es", "tiene", "hay" en "está".

Slide 18 - Slide

Huiswerk
Los deberes para la próxima clase:
Maken: WB opdracht 4 blz 13, opdracht 16 en 17 blz 17


Slide 19 - Slide


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

¡Nos vemos la próxima clase!
¡Nos vemos la próxima clase!

Slide 21 - Slide