Basis monohybride kruisingen en oefenen

Basisvaardigheden
Herhaling
Genetica 4H
1 / 46
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Basisvaardigheden
Herhaling
Genetica 4H

Slide 1 - Slide

Fenotype en genotype
Fenotype: alle waarneembare eigenschappen van een individu

Genotype: de informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een individu --> op de chromosomen 

Door gegeven via ouders aan nakomelingen.
Fenotype = genotype + milieufactoren

Slide 2 - Slide

In bijna alle cellen van je lichaam zitten chromosomen. Deze komen in paren voor, want je kijgt er 1 van je vader en 1 van je moeder. 

Slide 3 - Slide

Man XY                  vrouw   XX
  • Opgerold DNA
  • Komen voor in chromosomenparen (twee dezelfde chromosomen)
  • Mensen hebben 23 chromosomenparen (46 chromosomen)

Slide 4 - Slide

Chromosomen
Karyogram: chromosomenportret  --> rangschikking 46 chromosomen naar grootte

  • Autosomen: bevatten info voor 'normale' lichaamscellen (22 paar) -> dit noem je homologe chromosomen, omdat ze gelijk zijn in lengte en vorm
  • Geslachtschromosomen: bevatten info voor geslacht (1 paar: XX of XY)
Binas tabel 70B
Een variatie in volgorde van gen voor zelfde eigenschap = allel

Slide 5 - Slide

Hoeveel chromosomen heeft een menselijke cel?
A
23
B
24
C
46
D
48

Slide 6 - Quiz

Hoeveel chromosomenparen heeft een menselijke cel?
A
23
B
24
C
46
D
48

Slide 7 - Quiz

Waardoor wordt het fenotype bepaalt?
A
Genotype
B
genotype en omgeving
C
omgeving
D
omgeving en opvoeding

Slide 8 - Quiz

Met 'autosomale overerving' wordt bedoeld:
A
..dat het kenmerk niet op het X- of Y- chromosoom ligt
B
..dat het kenmerk wél op het X- of y-chromosoom ligt
C
..dat de eigenschap dominant is
D
..dat de eigenschap recessief is

Slide 9 - Quiz

Hoe noem je een stukje DNA met informatie voor een specifieke eigenschap?
A
Genotype
B
Gen

Slide 10 - Quiz

Wat zijn homologe chromosomen?
A
een chromosomenpaar
B
X- en Y-chromosoom
C
twee chromatiden
D
ander woord voor autosomen

Slide 11 - Quiz

Sleep onderstaande begrippen...
...naar de bijbehorende uitleg
Verschillende vormen van een gen voor een bepaalde eigenschap
Alle waarneembare eigenschappen van een individu
Een deel van een chromosoom dat de info bevat van erfelijke eigenschappen
Gelijk in lengte en vorm
Het 23ste chromosoompaar
Bij de mens de eerste 22 paar chromosomen
Alle erfelijke eigenschappen van een individu
Fenotype
autosomen
Genotype
Allelen
homologe chromosomen
geslachtschromosomen
Gen

Slide 12 - Drag question

Genen in chromosomen 
  • De genenparen kunnen uit 2 dezelfde genen bestaan (homozygoot) of uit 2 verschillende genen (heterozygoot). 
  • Deze genen kunnen dominant, recessief of intermediair, codominant of onvolledig dominant zijn. 

Slide 13 - Slide

Homozygoot

Hetzelfde

De 2 genen voor één erfelijke eigenschap zijn hetzelfde. Je hebt er altijd 2, want je krijgt er 1 van je vader en 1 van je  moeder. 


AA
aa

Slide 14 - Slide

Heterozygoot

Verschillend

De 2 genen voor één erfelijke eigenschap zijn verschillend. Je hebt er altijd 2, want je krijgt er 1 van je vader en 1 van je moeder.  

Aa

Slide 15 - Slide

Dominant of recessief
Een dominant allel komt tot uiting in het fenotype. 
--> schrijfwijze met hoofdletter b.v. A.

Een recessief allel komt alleen 
tot uiting in het fenotype als er 
geen dominant allel aanwezig is.
--> schrijfwijze, kleine letter b.v. a.

Slide 16 - Slide

Even herhalen
AA
Aa
aa
Homozygoot recessief
Homozygoot dominant
Heterozygoot

Slide 17 - Drag question

Even herhalen
Homozygoot recessief
Heterozygoot
Homozygoot dominant
Aa
AA
Bb
Rr
gg
Dd
Hh
ee
QQ

Slide 18 - Drag question

Intermediair: Beide fenotypen komen tot uiting 

Intermediair fenotype

Slide 19 - Slide

 Codominant
Bij codominantie komen de eigenschappen van beide dominante allelen volledig tot uiting.

Beide allelen worden aangegeven met een hoofdletter en een variantsaanduiding:
Rood: Ar  en Geel: Ag

Slide 20 - Slide

Onvolledig dominant
  • Bijvoorbeeld bij oogkleur
  • Het recessieve allel komt een beetje tot uiting in het fenotype
  • Allel voor bruine ogen is onvolledig dominant

Slide 21 - Slide

Het kruisingsschema
Het is handig om altijd op dezelfde manier een kruisingsschema te maken.
Gebruik daarom het stappenplan van de volgende pagina

Slide 22 - Slide

Stappenplan kruisingsschema
1.   Zoek in de tekst naar welke eigenschap dominant is                        (of recessief, want dan weet je dat de andere dominant is)
2.  Schrijf nu de mogelijke gen-combinaties op
3.  Lees de tekst goed. Is er uit de tekst te halen
      wat het genotype is van de ouders?  Schrijf dit op.
4.  Maak het kruisingsschema
BB => homozygoot dominant  
Bb=> heterozygoot  
aa => homozygoot recessief

Slide 23 - Slide

Stappenplan kruisingsschema
4   Vul nu de letters in, naast en onder het vakje.
      Je krijgt dan 2 letters in 1 vakje. 

Door het maken van een kruisingsschema kan je het het genotype en fenotype van de nakomelingen voorspellen

Slide 24 - Slide

Oefening waarbij een kruisingsschema stap voor stap wordt uitgewerkt.
Bij cavia's is de zwarte kleur recessief. Een heterozygoot bruin mannetje wordt gekruist met een zwart vrouwtje.
Hoeveel % kans heb je op een zwart jong caviaatje? Om dit op te lossen beantwoord je de vragen op de volgende dia's. 

Slide 25 - Slide

Bij cavia's is de zwarte kleur recessief. Een heterozygoot bruin mannetje wordt gekruist met een zwart vrouwtje. Hoeveel % kans heb je op een zwart jong caviaatje?
Schrijf hieronder stap 1 op: Wat is dominant en wat is recessief? Gebruik de letter A)

Slide 26 - Open question

Bij cavia's is de zwarte kleur recessief. Een heterozygoot bruin mannetje wordt gekruist met een zwart vrouwtje.
Hoeveel % kans heb je op een zwart jong caviaatje?

Schrijf hieronder stap 2 op: De mogelijkheden genotypen en de fenotypen.

Slide 27 - Open question

Bij cavia's is de zwarte kleur recessief. Een heterozygoot bruin mannetje wordt gekruist met een zwart vrouwtje.
Hoeveel % kans heb je op een zwart jong caviaatje?

Schrijf hieronder stap 3 op: schrijf het genotype en de kleur van de ouders op.

Slide 28 - Open question

Bij cavia's is de zwarte kleur recessief. Een heterozygoot bruin mannetje wordt gekruist met een zwart vrouwtje.
Hoeveel % kans heb je op een zwart jong caviaatje?
Schrijf hieronder stap 4 op: Maak het kruisingsschema en vul de geslachtschromosomen van de ouders in.

Slide 29 - Open question

Bij cavia's is de zwarte kleur recessief. Een heterozygoot bruin mannetje wordt gekruist met een zwart vrouwtje. Hoeveel % kans heb je op een zwart jong caviaatje?
Maak hieronder stap 4 af. (Maak het kruisingsschema af, door de genen in de vakjes ernaast of eronder te zetten) (doe dit op een blaadje, om te checken)

Slide 30 - Open question

Bij cavia's is de zwarte kleur recessief. Een heterozygoot bruin mannetje wordt gekruist met een zwart vrouwtje. Hoeveel % kans heb je op een zwart jong caviaatje?

Kijk terug naar stap 2: wat is het genotype van een zwarte cavia?

Slide 31 - Open question

Bij cavia's is de zwarte kleur recessief. Een heterozygoot bruin mannetje wordt gekruist met een zwart vrouwtje. Hoeveel % kans heb je op een zwart jong caviaatje?

Hoeveel vakjes passen er bij het gevonden genotype?

Slide 32 - Open question

Bij cavia's is de zwarte kleur recessief. Een heterozygoot bruin mannetje wordt gekruist met een zwart vrouwtje. Hoeveel % kans heb je op een zwart jong caviaatje?
Hoeveel procent is dus zwart?
1 vakje is 25%

Slide 33 - Open question

Oefenopgaven
Hierna komen er een flink aantal snelle oefenopgaven.
Hoe meer jij oefent, hoe beter je de opgaven kunt maken!

                                                     Blijf oefenen 

Slide 34 - Slide

Een haan met gevederde poten wordt gekruist met een kip met kale poten. De haan is heterozygoot voor de eigenschap gevederde poten. Hoe groot is de kans dan een kuiken uit deze kruising (F1) gevederde poten heeft?

Welk gen is dominant?
Is de kip homozygoot of heterozygoot?
Teken daarna het kruisingsschema op kladpapier.
Gevederde poten
Kale poten
homozygoot
heterozygoot

Slide 35 - Drag question

Op de vorige pagina heb je al vragen beantwoord over deze opgave.
Maar wat is nu het antwoord?

Een haan met gevederde poten wordt gekruist met een kip met kale poten. De haan is heterozygoot voor de eigenschap gevederde poten. Hoe groot is de kans dan een kuiken uit deze kruising (F1) gevederde poten heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 36 - Quiz

Bij bananen vliegen is het gen voor normale vleugels (B) dominant over het gen voor vleugelstompjes (b). Een vrouwtje dat heterozygoot is voor de vleugelvorm wordt gekruist met een mannetje met vleugelstompjes. Maak het kruisingsschema.
B
b
b
b
Bb
Bb
bb
bb

Slide 37 - Drag question

Een bruine cavia, die voor de eigenschap vachtkleur heterozygoot is, krijgt jongen. Deze jongen zijn verwekt door een wit mannetje. Het eerstgeboren jong is wit.

 
1. De kleuren bruin en wit geven informatie over het .....................................    van de cavia’s

2. De term heterozygoot geeft informatie over het ..................................... van de cavia’s.
Genotype
Fenotype

Slide 38 - Drag question

Een bruine cavia, die voor de eigenschap vachtkleur heterozygoot is, krijgt jongen. Deze jongen zijn verwekt door een wit mannetje. Het eerstgeboren jong is wit.

 
1. Het genotype van de bruine cavia is:

2. Het genotype van de witte cavia is

3. 
Genotype
Bb
BB
bb

Slide 39 - Drag question

Sleep de onderdelen naar het goede vakje
AA
Aa
aa
homozygoot
heterozygoot
drager
alle nakomelingen hebben  hetzelfde fenotype
dominant uiterlijk
recessiefuiterlijk
homozygoot
dominant uiterlijk

Slide 40 - Drag question

Een heterozygote man wordt gekruist met heterozygote vrouw.
Wat is het percentages van de heterozygote nakomelingen?
A
25%
B
0%
C
50%
D
100%

Slide 41 - Quiz

Bruine ogen zijn bij de mens dominant over blauwe ogen.
Een man met bruine ogen krijgt een dochtertje met blauwe ogen.
Wat is het genotype van de man?
A
Dat kan je niet weten
B
BB
C
bb
D
Bb

Slide 42 - Quiz

Een homozygote vrouw met bruine ogen krijgt meerdere kinderen van een man met blauwe ogen. Blauw is niet dominant.
Hoeveel % kans hebben zij op een kind met blauwe ogen?
A
100%
B
25 %
C
50 %
D
0%

Slide 43 - Quiz

Peter is heterozygoot voor het FH-gen. Hanna heeft de ziekte niet en is
homozygoot recessief.
Hoe groot is de kans dat een kind van Peter en Hanna de ziekte FH krijgt?
Sleep het juiste antwoord naar het vinkje.
0%
100%
75%
50%
25%

Slide 44 - Drag question

B
b
B
b
Bij planten zijn ronde bladeren (B) dominant over ovale bladeren (b). De zelfbestuiving van de heterozygote plant levert 100 zaden op. Hoeveel van die zaden verwacht je met ronde bladeren?

                                                                                      Antwoord:
25
50
75
100

Slide 45 - Drag question

Nummer 5 en 6 in de stamboom zijn beiden heterozygoot voor het gen dat taaislijmziekte veroorzaakt. Ze krijgen nog een dochter.
Hoe groot is de kans dat deze dochter geen taaislijmziekte heeft?

Sleep het vinkje naar het goede antwoord.



0%
25%
50%
75%
100%

Slide 46 - Drag question