6.2 en 6.9 voedselrelaties en autotroof en heterotroof

Thema 6: Ecologie
Basisstof 6.2: Voedselrelaties
Basisstof 6.9: Autotroof en Heterotroof
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 6: Ecologie
Basisstof 6.2: Voedselrelaties
Basisstof 6.9: Autotroof en Heterotroof

Slide 1 - Slide

6.2 voedselrelaties en 
6.9 autotroof/hetrotroof

Slide 2 - Slide

Wat is een ecosysteem ook alweer?

Slide 3 - Open question

Leerdoelen 6.2 en 6.9
Je kan uitleggen:

Hoe voedselrelaties opgebouwd zijn (6.2)
Kunnen uitleggen wat autotroof en heterotroof is (6.9)

lezen blz 81 t/m 84 en blz 102

Slide 4 - Slide

Herhaling: ecosystemen
Grote en kleine ecosystemen:

De aarde als geheel

Een bos

Eén enkele boom

Slide 5 - Slide

Welke componenten horen bij een ecosysteem?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Biotische factoren
B
Planteneters
C
Vleeseters
D
Abiotische factoren

Slide 6 - Quiz

Ecosysteem
Een meer als klein ecosysteem met verschillende populaties

Planten
Planteneters
Vleeseters

Slide 7 - Slide

Voedselketens
Elke soort organisme is een voedselbron
voor een andere soort
Voedselketen begint altijd met een plantensoort
(mbv fotosythese zonlicht omzetten eetbare energie)

De pijlen wijzen naar het volgende organisme
in de keten!

Slide 8 - Slide

Voedselweb
In ecosystemen zijn vaak meerdere voedselketens mogelijk

Slide 9 - Slide

Waar start een voedselketen mee?
A
Herbivoren
B
Omnivoren
C
Planten
D
Planteneters

Slide 10 - Quiz

Producenten, consumenten
1e schakel in keten: producenten (=plant)
--> altijd planten

2e en 3e schakel: consumenten (=dier)
--> dieren
(2e schakel: planteneters)
(3e schakel: vleeseters)

Slide 11 - Slide

Zet in de goede volgorde

Slide 12 - Drag question

Consumenten





De schakels na de producent heten consument 1e orde, 2e orde, etc.

Slide 13 - Slide

Kringloop
Behalve elkaar opeten gaan organismen ook dood

- Resten van organismen worden afgebroken door afvaleters
- Overgebleven resten worden afgebroken door bacteriën en schimmels (reducenten)

Slide 14 - Slide

Voorbeelden afvaleters

Slide 15 - Slide

Tot welke groep behoren de afvaleters
A
Producenten
B
Consumenten
C
Reducenten
D
Afvaleters

Slide 16 - Quiz

Samenvatting 6.2

Organismen eten andere organismen --> voedselketen

Meerdere voedselketens vormen een voedselweb

Producent -> consument 1e orde -> consument 2e orde -> etc

Slide 17 - Slide

Welke voedselketen is goed genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quiz

Horen afvaleters bij producenten, consumenten of reducenten?
A
producenten
B
consumenten
C
reduceren

Slide 19 - Quiz

6.9 autotroof en heterotroof

Slide 20 - Slide

6.9 autotroof en heterotroof
  • Autotroof betekent zelfvoedend, kan uit anorganische moleculen organische moleculen maken.

  • Heterotroof betekent dat een ander nodig is om organische stof te krijgen, moet dus organische stoffen opnemen.

Slide 21 - Slide

producent: autotroof (plant)
consumenten : heterotroof (dier)

Slide 22 - Slide

Autotroof
Heterotroof

Slide 23 - Slide

Zie afbeelding; Autotroof of heterotroof?
A
autotroof
B
heterotroof

Slide 24 - Quiz

Wat betekent autotroof?
A
Zelf organische stoffen maken
B
Leven van andere organismen
C
Voedsel kunnen bewerken
D
Anders

Slide 25 - Quiz

Zelfstandig werken
Lezen par 6.2 en 6.9
Maken opdrachten 5 tm 10 blz 49 en opdracht 30 en 31 blz 71

Nakijken en leren par 6.1 tm 6.3 en 6.9

Dit is huiswerk voor de volgende les.

Slide 26 - Slide

Extra uitleg 6.2
Wil je nog extra uitleg bij deze basisstof, kijk dan hier:

Slide 27 - Slide