Thema 1 Basisstof 1 en 2

Wat is biologie?
1 / 42
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Wat is biologie?

Slide 1 - Slide

schrijf op waar jij denkt dat biologie over gaat!

Slide 2 - Open question

Waarom heb je voor biologie gekozen?

Slide 3 - Open question

BIOLOGIE IS SUPERLEUK.
MAAR OOK VEEL. 
EN SOMS NIET MAKKELIJK.

ECHT DOEN!                begrippenlijsten bijhouden
                                         opdrachten maken

Slide 4 - Slide

Start cadeautje

Slide 5 - Slide

praktisch - klas 4



ELO  → alle belangrijke documenten: planners, presentaties 
          → soms inleveren van opdrachten (tekeningen zelfde les)
          → elke week staat er wat je die week af moet hebben

cijfers → op de planner zie je waar je cijfers voor krijgt en hoe het meetelt
MAILEN? → rpedersen@lmc-vo.nl
maar je kan ook prima dingen aan me vragen in de les ;) 

Slide 6 - Slide

hoe werk je bij bio


  • telefoons in het zakkie!
  • als er geen uitleg of PO is, wordt er een kwartier in stilte gewerkt
  • opgaven maak je online, neem wel altijd je papieren boek mee

  • aantekeningen maken tijdens de les is verplicht, altijd een schrift bij je!
  • je mag altijd vragen feedback op PO's, als je goed werkt help ik je graag!
  • aan het einde van de les help je mee het lokaal netjes achter te laten

ik help je, jij gaat het doen!

Slide 7 - Slide

cijfers periode 1


practicum toets 

toets in de toetsweek over H1 en H2 
  

Slide 8 - Slide

wat vind je moeilijk
aan biologie?
wat is jouw valkuil
tijdens de les of het leren?

Slide 9 - Mind map

Wat wordt je doel de eerste periode?
Welk cijfer wil je halen voor begrippen SO H1?

Slide 10 - Open question

H1 - inleiding in de biologie
H2 - voortplanting
H3 - genetica
H4 - evolutie

H5 - regeling
H6 - waarneming en gedrag
H7 - ecologie

Slide 11 - Slide

klassencode 
 H4bio2: 053896
H4bio5: 108810

Slide 12 - Slide

Wat is biologie?

Biologie is Grieks
βίος, bios -> ‘leven’
λόγος, lógos -> ‘leer’.

Wetenschappelijke studie van het leven.

Slide 13 - Slide

Levenscyclus dagpauwoog.

Slide 14 - Slide

LEVENSLOOP

Ontstaan
Groei en ontwikkeling
Voortplanting
dood gaan


(INDIVIDU)

LEVENSCYCLUS

Ontstaan
Groei en ontwikkeling
Voortplanting

Nieuwe generatie ontstaat
etc.
(SOORT)

Slide 15 - Slide

Wanneer mag je iets levend noemen?

  • Als het levensverschijnselen vertoont zoals; voortplanting en stofwisseling.

Slide 16 - Slide

Levensverschijnselen
  • Voortplanting
  • Voeden
  • Uitscheiden
  • Waarnemen/ bewegen
  • Stofwisseling (alle chemische reacties, omzetting van stoffen in het organisme met hulp van enzymen)
  • Groeien
  • Ontwikkelen

Slide 17 - Slide

Wat is stofwisseling?
  • Alle chemische reacties in een organisme.
  • Onder invloed van enzymen worden moleculen omgezet in andere moleculen. Enzymen versnellen het proces.
  • Wat is een enzym in dit proces?
  • katalysator

Slide 18 - Slide

Levensverschijnselen
  • Noem de levensverschijnselen per rijk:
  • Vertoont een virus ook levensverschijnselen? 
  • Nee, want het vertoont niet alle levensverschijnselen. En het bestaat niet uit cellen.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Contextgericht onderwijs

  • Concept = dik gedrukte woorden; de kennis.
    Men gaat ervan uit dat je alle kennis stapelt. Herhaling moet je soms terugzoeken in voorgaande hoofdstukken.  

  • Context = toepassing van de concepten in: leefwereld om je heen, beroepspraktijk en wetenschappelijk onderzoek.

Slide 21 - Slide

Biologie vroeger en nu 
  • Steeds meer inzicht
  • Effecten op gezondheid worden in steeds kleinere eenheden gezocht
  • DNA
  • Bacterieflora
  • Schimmelflora


  • Ieder mens/ dier / plant is in samenstelling uniek

Slide 22 - Slide

aan de slag!

Maken alle opgaven paragraaf 1
We kijken het samen na over 30 minuten.

Slide 23 - Slide

Organisatieniveaus van de biologie


Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

   Kleinste biologische eenheid.


Vb. DNA -> groot molecuul.
         
Molecuul 

Slide 26 - Slide

Cel - Prokaryoot

  • Prokaryoot zijn eencellige organisme waarvan de cel geen celkern bevat
  • Prokaryoot = Grieks -> πρό-, pro- = ‘voor’ en kαρυόν, karyon = ‘kern’. 
  • Een organisme waarbij het DNA niet omsloten is door een membraan.

Slide 27 - Slide

De celkern is een vb van een organel

Slide 28 - Slide

Celorganellen

Slide 29 - Slide

Cel - Eukaryoot

  • Eukaryoot - de cel bevat wel een celkern.
  • Eukaryoot = Grieks -> ευ, eu = ‘goed’ en καρυόν, karyon = ‘kern’.
  • Een organisme waarbij het DNA omsloten is door een membraan. Dit membraan en de inhoud noem je bij elkaar de celkern (= organel).
  • Eukaryoten hebben verschillende organellen.

Slide 30 - Slide

Weefsel
  • Weefsel = groep cellen met dezelfde vorm en functie, die met elkaar verbonden zijn door intercellulaire contacten of extracellulaire matrix.
  • Enkele voorbeelden: 
  • Bindweefsel
  • Spierweefsel
  • Beenweefsel
  • Kraakbeenweefsel

Slide 31 - Slide

Orgaan
  • Orgaan = een deel van een organisme met een specifieke bouw en functie.
  • Kan bestaan uit één of meerdere weefsels.

  • Enkele voorbeelden:
  • Blad (plant)
  • Paddenstoel (schimmel)
  • Hart (dier)

Slide 32 - Slide

Orgaanstelsel
  • Orgaanstelsel = het geheel van organen die samen zorgen voor één of meerdere functies.
  • Bestaan altijd uit meerdere organen.
  • Enkele voorbeelden:
  • Bladerstelsel
  • Spijsverteringsstelsel
  • Bloedvatenstelsel
  • Zenuwstelsel
  • Bottenstelsel
  • Voortplantingsstelsel

Slide 33 - Slide

Organisme
  • Organisme = Een levend wezen die ‘alle’ levensverschijnselen bezit (met name stofwisseling en voortplanting = belangrijk).
  • Enkele voorbeelden: 
  • Spitsmuis
  • Den
  • Steenarend
  • Snoek
  • Cholerabacterie

Slide 34 - Slide

Populatie
Populatie = Een groep organismen van hetzelfde soort binnen een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten.

Slide 35 - Slide

Levensgemeenschap
Levensgemeenschap = alle populaties binnen een bepaald gebied, die al dan niet interactie hebben met elkaar.

Slide 36 - Slide

Ecosysteem
Ecosysteem = alle biotische en abiotische factoren binnen een bepaald gebied en de interacties daartussen.

Slide 37 - Slide

Biosfeer
Biosfeer = alle ecosystemen van de aarde samengenomen.

Slide 38 - Slide

Emergente eigenschappen

  • ‘Het geheel is meer dan de som der delen’ Aristoteles (384-322 v.Chr.)
  • Emergente eigenschappen = eigenschappen, welke op een hoger organisatieniveau verschijnen en op het een daaronder liggend niveau niet te zien zijn.

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Emergente eigenschappen
  • Lopen / zingen kun je wel waarnemen bij een organisme. Maar niet op een kleiner niveau. Bijvoorbeeld op celniveau/ orgaanstelselniveau.
  • De meiose kun je waarnemen op het niveau cel, maar niet op het niveau populatie.
  • Klimaatverandering kun je waarnemen binnen een ecosysteem, maar niet op niveau van de celorganel; bladgroenkorrel


Slide 41 - Slide

Maken basisstof 2
Over een 30 minuten kijken we het samen na

Slide 42 - Slide