Les 2 werkwoordelijk gezegde

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Eerste 10 minuten lezen

Les 2 werkwoordelijk gezegde

Aan het einde van de les kan je de persoonsvorm, het onderwerp, de zinsdelen en het werkwoordelijk gezegde uit een zin halen.

Herhaling les 1

De persoonsvorm: 

Martin heeft dit weekend vaak buiten gespeeld.

Hoe vinden we de persoonsvorm?

Op maandag heeft de leukste klas altijd Nederlands in 306.

• Vraagproef: maak een ja/nee-zin.
• Getalproef: maak meervoud of enkelvoud van de zin
• Tijdproef: verander de zin naar tegenwoordige- of verleden tijd

Hoe vinden we de zinsdelen?

Op maandag heeft de leukste klas altijd Nederlands in 306.

• Zoek de persoonsvorm en zet streepjes voor en achter de pv
• Woorden voor de PV zijn altijd een zinsdeel
• Plaats en tijd altijd aparte zinsdelen

Hoe vinden we het onderwerp?

Op maandag heeft de leukste klas altijd Nederlands in 306.

Vraagproef:

• Zoek de persoonsvorm van de zin
• Stel de vraag: wie/wat + persoonsvorm
  Getalproef
• Zoek de persoonvorm van de zin
• Verander de persoonsvorm van getal: ev - mv

Huiswerk controleren

Paragraaf 3

Bladzijde 208

Opdracht 1 t/m 5

Werkwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk gezegde

Als de woorden TE of AAN HET voor een werkwoord staan, hoort dit bij het werkwoord.

Nova zit melk uit haar beker te drinken.

Noxx is hard aan het werken.

Zelf aan de slag

Maken paragraaf 5, bladzijde 212.

 1 (in tweetallen)

Opdracht 2, 3 en 5 (individueel)

20 minuten.

Klaar? Schrijf uit je leesboek, van de zinnen die je leest de werkwoordelijke gezegdes op.

Wij kunnen allemaal

- de persoonsvorm uit een zin halen.

- de zin in zinsdelen verdelen.

- het onderwerp uit een zin halen.

- het werkwoordelijk gezegde vinden.

Tot vrijdag