Herhaling chapitre 5

Herhaling Frans chapitre 5
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling Frans chapitre 5

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui...
gaan we het hoofdstuk herhalen.

Er komen telkens eerst wat vragen, gevolgd door een stukje uitleg/ theorie.

Slide 2 - Slide

La réponse correcte...
Hoofdstuk 5 gaat over vrienden, familie, vrije tijd, uiterlijk & innerlijk, beschrijven van mensen en dingen.

Denk aan: de phrases-clés over het weekend en over het uiterlijk van iemand.

Slide 3 - Slide

Grammaire D
We beginnen met wat grammatica vragen...

Houd je boek dicht hè? ;)

Slide 4 - Slide

Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé:
Tu ..................... (regarder).
A
a regardé
B
as regardé
C
ai regarde
D
as regarde

Slide 5 - Quiz

Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé:
Vous ..................... (parler).
A
avons parlé
B
a parlé
C
avez parlé
D
ont parlé

Slide 6 - Quiz

Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé:
La fille ..................... (bavarder).
A
est bavardé
B
avons bavardé
C
as bavardé
D
a bavardé

Slide 7 - Quiz

Theorie...
Dus, we maken de passé composé als volgt:

1. Schrijf de juiste vorm van avoir op (hebben):
j'ai - tu as - il, elle, on a - nous avons - vous avez - ils, elles ont

2. Kijk naar het werkwoord op -er. Haal de laatste er eraf, en zet een é (e met streepje) in de plaats : regardé, parlé, chanté, dansé.

Ik heb gezongen = j'ai chanté. 

Slide 8 - Slide

Grammaire H
Op naar de volgende grammaticabron!

Houd je boek dicht hè? ;)

Slide 9 - Slide

Kies de juiste vorm:

Mon frère est ...
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm:

Elle a les yeux (m mv)
A
bleu
B
bleue
C
bleus
D
bleues

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vorm:

Le garçon porte un t-shirt ...
A
roug
B
rouge
C
rouges

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vorm:

La maison est ...
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 13 - Quiz

Theorie...
Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort:

Le garçon est grand
La fille est grande
Les garçons sont grands
Les filles sont grandes

Slide 14 - Slide

Theorie...
Wanneer een bijvoeglijk naamwoord op een e eindigt, komt er niet een extra e bij de vrouwelijke vorm:

un t-shirt jaune - une robe jaune

Wanneer een bijvoeglijk naamwoord op een s eindigt, komt er niet een extra s bij mannelijk meervoud:

un chien gris - deux chiens gris

Slide 15 - Slide

Phrases-clés
Ken jij de zinnetjes al een beetje?

Leer de zinnen van NL-FR en FR-NL.

Let op: het is de bedoeling dat je iets over je uiterlijk en innerlijk kunt vertellen in het Frans.

Slide 16 - Slide

Vertaal naar het NL:

J'ai fêté mon anniversaire.

Slide 17 - Open question

Zeg in je eigen woorden welke kleur haar je hebt in het Frans.

Slide 18 - Open question

Zeg in je eigen woorden of je groot, gemiddeld of klein bent in het Frans.

Slide 19 - Open question

Lire...
Continuons ! 

We gaan een klein tekstje lezen en daar 
komen een paar vragen bij. 

Slide 20 - Slide

Lis le texte
(5 min)

Slide 21 - Slide

Bowie en Pongo, wat zijn dat?
A
Twee honden
B
Twee katten
C
Een hond en een kat
D
Een hond en een konijn

Slide 22 - Quiz

Het onderstreepte woord 'adopté'

dat betekent...
A
adolescentie
B
adopteren
C
opticiën
D
geadopteerd

Slide 23 - Quiz

Vocabulaire...
Hoe goed ken jij de woordjes al?

Houd je boek dicht hè? ;)

Slide 24 - Slide

februari
A
février
B
fèvrier
C
juin
D
mars

Slide 25 - Quiz

dragen
A
demander
B
porter
C
chanter
D
danser

Slide 26 - Quiz

le poisson
A
het konijn
B
de hond
C
de vis
D
de hamster

Slide 27 - Quiz

quand
A
wanneer
B
vaak
C
soms
D
hoe

Slide 28 - Quiz

C'est fini! Hoe ging het herhalen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Bonne journée!

Slide 30 - Slide