This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
3.2
Water in natte gebieden
Slide 1 - Slide
Opdracht: weten we het nog?
- Hoe gaat de grote en de kleine waterkringloop?
- Hoeveel % van het water op aarde bestaat uit zoet water?
Slide 2 - Slide
Nuttige neerslag
= neerslag - verdamping
Alles wat overblijft voor de mensen dieren en planten om te gebruiken na verdamping
Slide 3 - Slide
Normaal stroomt water weg via de rivieren. Waar gaat het dan nu mis?
Natuurlijke oorzaken:
Door piekafvoer: grootste hoeveelheid water na een regenperiode of piekafvoer door smeltwater in het voorjaar.
Slide 4 - Slide
En de mens dan?
Oorzaken door de mens:
Het kappen van de bossen vermindert infiltratie.
Infiltratie betekent dat de grond het water opneemt.
Slide 5 - Slide
Overstromingen door:
kappen van bomen
Daardoor:
stroomt water meteen naar de rivier en
stijgt rivierwater snel.
Slide 6 - Slide
Bescherming
Mensen beschermen zich
tegen overstromingen door
* dijken aan te leggen
* huizen op palen te bouwen
* terpen te bouwen
of in de hoger gelegen gebieden te gaan wonen
Slide 7 - Slide
Uit hoeveel procent bestaat het aardoppervlak uit water?
A
40% water, 60% land
B
50% water, 50% land
C
60% water, 40% land
D
70% water, 30% land
Slide 8 - Quiz
Hoe noemen we de neerslag die beschikbaar is voor gebruik?
A
Stijgingsregen
B
Neerslagverdeling
C
Nuttige neerslag
D
Piekafvoer
Slide 9 - Quiz
De hoeveelheid water op aarde verandert
A
Waar
B
Niet waar
C
Soms
Slide 10 - Quiz
Als de piekafvoer hoog is er kans op overstromingen.
A
goed
B
fout
C
alleen in het voorjaar
D
alleen in het najaar
Slide 11 - Quiz
Als regenwater door de bodem sijpelt, heet dat...
A
condensatie
B
infiltratie
C
sedimentatie
D
irrigatie
Slide 12 - Quiz
De waterkringloop wordt aangedreven door ...
A
Rivieren
B
Gletsjers
C
Verdamping
D
De zon
Slide 13 - Quiz
Als neerslag infiltreert in de grond hoe heet dit water dan?
A
oppervlaktewater
B
grondwater
C
brak water
D
infiltratiewater
Slide 14 - Quiz
verdampen
condenseren
grondwater
neerslag
zout water
zoet water
filteren
rivier
Slide 15 - Drag question
Wanneer heeft een regenrivier de piekafvoer?
A
Lente & Zomer
B
Herfst & Winter
C
Herfst & Lente
D
Zomer & Winter
Slide 16 - Quiz
Verdamping leidt tot een......................... van het oppervlaktewater.
Hierdoor is er .........................water beschikbaar als drinkwater of voor de............................ In sommige gebieden valt er..........................neerslag, waardoor het grondwater daalt.
Er is dus minder .......................van water. Daardoor wordt er al snel..................... gebruikt dan er beschikbaar is.
afname
toename
minder
meer
landbouw
waterkring
loop
meer
minder
aanvoer
afvoer
minder
meer
Slide 17 - Drag question
De hoeveelheid grondwater neemt af
Er ontstaat een kale vlakte
De neerslag kan daardoor niet meer in de grond zakken
De neerslag spoelt snel over het land naar een rivier