This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
KORTE VRAGEN (TAGS) 1(H)V
Slide 1 - Slide
Lesdoel:
Aan het einde van deze les weet je hoe je een tagquestion moet maken met het werkwoord am, are , is, can , have got /has got, maar ook hoe je dit moet doen wanneer er andere werkwoorden in de zin staan.
Slide 2 - Slide
Korte vragen (tag questions)
Tag questions komen aan het einde van een zin te staan.
Je gebruikt de tags om iemands meningte vragen of
om een bevestigingte vragen.
Bijvoorbeeld:
Sheis very nice, isn'tshe?
Zij is erg aardig, toch?
Slide 3 - Slide
Hoe maak je een korte vraag (tag question)?
Herhaal de vorm van be (am / are / is) Is de zin positief(+), dan wordt de tag question negatief (-) Is de zin negatief(-), dan wordt de tag question positief (+)(+)Lisaislate for school, isn'tshe?
(-)Lisaisn't late for school, isshe?
(+) Wearelate for school, aren'twe?
(-) Theyaren't late for school, arethey?
Slide 4 - Slide
(+)Youare often chilling with your friends, aren'tyou?
(-)My friends and Iaren't doing our homework, arewe?
(+)Your grandmotheris very sweet, isn'tshe?
Slide 5 - Slide
Let op!
Er is één uitzondering.
I AM always happy, AREN'T I?
AMN'T BESTAAT NIET!
Slide 6 - Slide
2 Herhaal ook de vorm van can en have got /has got
(+) Petercanswim, can'the?
(-) Lisacan'tdo the test, canshe?
(-) Lisahasn't got blue eyes, hasshe?
(+) Wehavegota test this week, haven'twe?
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
3 Als er geen am, are, is en can en have got/has got in de zin