Via vervolg thema 2 spelling en grammatica De stam

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1,4

Via Vervolg

Thema 2

Eten en drinken

Spelling 

 grammatica

Thema 2

Spelling en grammatica

de stam

Via vervolg

Thema 2

Spelling en grammatica

De Stam

Stam

Lesdoel

In deze les leer hoe je de stam van een werkwoord vindt.

Wat is de stam van een werkwoord?

1. Het hele werkwoord zonder -en
2. Het werkwoord in de jij-vorm
3. Het hele werkwoord + en
4. De eerste 3 letters van een werkwoord

Ik .......... (drinken)

Ik .......... (dansen)

Ik .......... (tekenen)

Wanneer aanpassen?

dubbelzetter:

rennen - renn -  ren

tekendief:

praten - prat - praat

laatste letter z:

prijzen - prijz - prijs

laatste letter v:

verven - verv - verf

De stam moet vaak aangepast worden!

Opdracht:

- Wat is de stam?

- onderstreep de stam.

- Pas de stam aan waar dat nodig is.

Doe het zo:

vinden - vind

lopen - lop - loop

                                         

1. draaien    - ...........

2. vegen      - ........... 

3. reizen       - ........... 

4. poetsen  - ........... 

5. zoeken     - ............

6. pakken     - ............ 

7. bederven - ............

8. laden        - .............

Bij welke werkwoorden moest je de stam aanpassen?

Wat is de stam van het werkwoord VERHUIZEN?

1. verhuis
2. verhuiz

Wat is de aangepaste stam van het werkwoord BELLEN?

1. bel
2. bell

Waarom heb je de stam van een werkwoord nodig?

Wat is de stam van het werkwoord VERHUIZEN?

1. verhuis
2. verhuiz

Wat is de aangepaste stam van het werkwoord BELLEN?

1. bel
2. bell

Waarom heb je de stam van een werkwoord nodig?

Snap je nu hoe je de stam van een werkwoord vindt?

1. ja
2. nee
3. bijna

Thema 2: 

opdracht 1 t/m 5

blz 109 t/m 112

Online: Starttaal online

Thema 2 - stam

Vervoeg het werkwoord pakken in de zin:
Hij.............zijn Chromebook

1. pak
2. pakt

Vervoeg het ww branden in de zin:
Het vuur .......... al uren in California.

1. brandt
2. brand

vervoeg het w.w. slapen in de zin:
Jij ........wel acht uur lang.

1. slapt
2. slaapt
3. slaap

vervoeg het werkwoord drinken:
......jij al koffie met suiker?

1. Drink
2. Drinkt
3. drink

vervoeg het werkwoord rijden
Zij....... al paard vanaf haar negende.

1. rijt
2. rijdt
3. rijd

Snap je nu hoe je de stam van een werkwoord vindt?

1. ja
2. nee
3. bijna

Thema 2: 

opdracht 6 t/m 11

Online: Starttaal online

Thema 2 - tt