Leenwoorden en beeldtaal

1 / 33
next
Slide 1: Video
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Noem 2 leenwoorden.

Slide 2 - Mind map

Wat is een leenwoord?
  • Een woord uit een andere taal dat wij in het Nederlands gebruiken. 
  • Latijn, Frans, Engels en Duits.  

Slide 3 - Slide

Waarom leenwoorden?
Het gaat vaak om woorden die we in Nederland nog niet kennen of waarvoor niet makkelijk een Nederlands woord bedacht kan worden. Bijvoorbeeld buitenlandse gerechten (zoals het Japanse woord sushi) of computertermen (zoals het Engelse woord e-mail). 

Slide 4 - Slide

Voorbeelden
Engels: computer, corner, e-mail, keeper, laptop, mountainbike, playbacken 
  • Frans: ambulance, ballon, bureau, café, chauffeur, humeur, interieur, portemonnee, surprise, type, visite 
  • Duits: schnitzel, schwalbe, überhaupt, zeppelin 
  • Latijn: agenda, datum, museum, professor 

Slide 5 - Slide

Voorbeelden
Leenwoorden uit andere talen dan het Engels, Frans, Duits en Latijn die we in het Nederlands gebruiken zijn bijvoorbeeld: matras (komt uit het Arabisch), thee (komt uit het Chinees), sauna (komt uit het Fins), alfabet (komt uit het Grieks), piano (komt uit het Italiaans), sushi (komt uit het Japans) en mammoet (komt uit het Russisch).

Slide 6 - Slide

Beeldtaal

Slide 7 - Slide

0

Slide 8 - Video

Noteer zoveel mogelijk sporttermen
die het Nederlands heeft overgenomen uit het
Engels.

Slide 9 - Mind map

Hoe komt het dat het Nederlands zoveel leenwoorden heeft?

Slide 10 - Open question

Leenwoorden
Door de verschillende culturen en ontwikkelingen in Nederland bestaat onze taal uit een mengsel van allerlei talen.
Die woorden noemen we leenwoorden.

Etymologie is de studie die onderzoek doet naar de herkomst van woorden en uitdrukkingen.

Slide 11 - Slide

0

Slide 12 - Video

Jongerentaal wordt gekenmerkt Door een eigen woordenschat. Welk onderstaand woord is het oudst?
A
Cool
B
Chill
C
Gaaf
D
Onwijs

Slide 13 - Quiz

Jongerentaal
C: gaaf (1973)

D: onwijs (1985)

A: cool (1989)

B: chill (2018)


Slide 14 - Slide

0

Slide 15 - Video

Straattaal
- Omgangstaal onder jongeren (vooral in steden)
- Inlvoeden uit Marokkaans-Arabisch, Surinaams, Engels en Turks
- Wijkt af van de standaardtaal op het gebied van woordenschat, uitspraak en grammatica ('de meisje')

Slide 16 - Slide

0

Slide 17 - Video

Welke buitenlandse taal overheerst in de Amsterdamse straattaal?
A
Marokkaans-Arabisch
B
Sranantongo (Surinaams)
C
Papiaments
D
Turks

Slide 18 - Quiz

Nederlands als tweede taal
- Nederlands geen wereldtaal
- 24 miljoen sprekers (Engels 378 miljoen)




- NT2 = Nederlands als tweede taal

Slide 19 - Slide

Frans leenwoord
Geen Frans leenwoord
diner
privacy
e-mail
confetti
croissant
chique
trottoir
bouillon
sale
paella

Slide 20 - Drag question

Engels leenwoord
Geen Engels leenwoord
maillot
sushi
bagage
bloknote
laptop
maffia
design
t-shirts
trottoir
sale

Slide 21 - Drag question

Mijn moeder stond een uur onder de....
A
does
B
douche
C
doeche
D
doese

Slide 22 - Quiz

Mijn moeder stond een uur onder de....
A
does
B
douche
C
doeche
D
doese

Slide 23 - Quiz

Mijn kleine zusje draagt een ….
A
malot
B
majoo
C
majo
D
maillot

Slide 24 - Quiz

Mijn tante sleept een hoop …. mee op vakantie.
A
bagagje
B
bagazje
C
bagage
D
bagagge

Slide 25 - Quiz

Er lag een drol op het …..
A
trottoir
B
trottwar
C
trotoir
D
troitoir

Slide 26 - Quiz

Mijn opa heeft een duur …. gekregen voor zijn verjaardag.
A
horloge
B
horloze
C
horlozje
D
horlogu

Slide 27 - Quiz

Yes, het is bijna …..
A
wie kent
B
weekent
C
weekend
D
wiekend

Slide 28 - Quiz

Voor Kerst vraag ik een ….
A
skatebord
B
sketeboard
C
skeetbord
D
skateboard

Slide 29 - Quiz

Op de computer noem je met iemand praten ook wel ….
A
chetten
B
chatten
C
sjatten
D
catten

Slide 30 - Quiz

Of je stuurt een ouderwetse ….
A
e-mail
B
i-mail
C
email
D
imail

Slide 31 - Quiz

Mijn lievelingssport is ....
A
hocky
B
hokky
C
hokkie
D
hockey

Slide 32 - Quiz

Hoe vond je deze les?

Slide 33 - Open question