2.2 elektriciteit in huis

Omrekenen !


Hoeveel millivolt is 5V
A
500
B
5000
C
0,05
D
0,5
1 / 21
next
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Omrekenen !


Hoeveel millivolt is 5V
A
500
B
5000
C
0,05
D
0,5

Slide 1 - Quiz

Omrekenen !
(kilo - hecto - deca - .......................... - deci - centi - milli)

Hoeveel volt is 200 mV
A
200
B
2000
C
0,02
D
0,2

Slide 2 - Quiz

Omrekenen !
(kilo - hecto - deca - .......................... - deci - centi - milli)

Hoeveel volt is 325 mV
A
3250
B
325000
C
0,325
D
3,25

Slide 3 - Quiz

Omrekenen !
(kilo - hecto - deca - .......................... - deci - centi - milli)

Hoeveel millivolt is 32 V
A
3250
B
32.000
C
0,325
D
3,25

Slide 4 - Quiz

Eenheid van spanning
A
Ampere
B
Watt
C
Volt

Slide 5 - Quiz

De eenheid van stroomsterkte ....
A
Volt
B
Ampere
C
Watt
D
Ohm

Slide 6 - Quiz

Aan het eind van deze les kan je:
  •  Beschrijven hoe een huisinstallatie in elkaar zit
  • Beschrijven welke vier type draden er zijn
  • De juiste kleur van elke draad geven
  • Beschrijven wat kortsluiting is
  • Beschrijven wat overbelasting is
  • Het verschil tussen kortsluiting en overbelasting herkennen.

Slide 7 - Slide

Hoeveel volt hebben de meeste huishoudelijke apparaten?
A
230 volt
B
12 volt
C
115 volt
D
400 volt

Slide 8 - Quiz

huisinstallatie
verdeling in groepen
Elke leefruimte is vaak aangesloten op 1 groep

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Fasedraad: 230V
Nuldraad: geen spanning

Slide 11 - Slide

Elektriciteitsdraad
  • Fasedraad - bruin 230V
  • Nuldraad - blauw 0V
  • Aarddraad (verbonden met metalen pin in de grond) - groen/geel
  • Schakeldraad - zwart
Aantekening

Slide 12 - Slide

A
B
C
D
Aardedraad
Nuldraad
Fasedraad
Schakeldraad

Slide 13 - Drag question

Kortsluiting

Slide 14 - Slide

Kortsluiting

Slide 15 - Slide

Overbelasting

Slide 16 - Slide

Overbelasting

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wanneer de stroom wordt uitgeschakeld als er teveel apparaten zijn aangesloten noem je:

.............................

Wanneer de stroom wordt uitgeschakeld als de stroom niet door het apparaat gaat, maar weer rechtstreekst terug kan naar de spanningsbron noem je: 

................................
overbelasting
kortsluiting

Slide 19 - Drag question


A
kortsluiting
B
lekstoom
C
randaarde
D
overbelasting

Slide 20 - Quiz

Aan het eind van deze les kan je:
  •  Beschrijven hoe een huisinstallatie in elkaar zit
  • Beschrijven welke vier type draden er zijn
  • De juiste kleur van elke draad geven
  • Beschrijven wat kortsluiting is
  • Beschrijven wat overbelasting is
  • Het verschil tussen kortsluiting en overbelasting herkennen.

Slide 21 - Slide