1 KGT Vragen en Ontkenningen in Present Simple

Vragen (?) en Ontkenningen (-) in de Present Simple
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Vragen (?) en Ontkenningen (-) in de Present Simple

Slide 1 - Slide

Vragen (?) in de Present Simple
Een vraag maken we door "Do" of "Does" vooraan de zin te zetten.
Do: gebruik je bij I, You, We, They
Does: gebruik je bij de SHIT-regel ( She, He, It)
Bijvoorbeeld: Do we have English today?
                             Does she have English today?  

Slide 2 - Slide

Ontkenningen (-) in de Present Simple

Een ontkenning maken we door "don't" of "doesn't" te gebruiken vóór het hele werkwoord. 
do not / don't gebruik je bij: I, You, We, They
does not / doesn't gebruik je bij de SHIT-regel ( She, He, It)
Bijvoorbeeld: We don't have English today. 
                             She doesn't have English today.

Slide 3 - Slide

He _____ like his friends.
A
do not
B
does not

Slide 4 - Quiz

We _____ want to go to Spain.
A
don't
B
doesn't

Slide 5 - Quiz

Jim and Jack _____ visit me often.
A
don't
B
doesn't

Slide 6 - Quiz

Maurits _____ work every day of the week.
A
don't
B
doesn't

Slide 7 - Quiz

Hoe ontken je een zin in de present simple?
A
I not like apples.
B
I do not like apples.
C
I likes apples.
D
I eats apples.

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste vraag voor 'zij speelt gitaar'?
A
She plays guitar?
B
Do she plays guitar?
C
Is she playing guitar?
D
Does she play guitar?

Slide 9 - Quiz

Hoe vraag je of iemand van pizza houdt?
A
You like pizza?
B
Do you like pizza?
C
Are you like pizza?
D
Does you like pizza?

Slide 10 - Quiz

Wat is de ontkenning van 'Hij werkt hard'?
A
He do not work hard.
B
He does not work hard.
C
He not works hard.
D
He works not hard.

Slide 11 - Quiz


Een korte onderbreking!

Slide 12 - Slide

HOE MAAK JE OOK ALWEER EEN BEVESTIGENDE ZIN? (+)
Denk de verschillende persoonlijke voornaamwoorden

Slide 13 - Open question

Hoe maak je een bevestigende zin in present simple?
A
She studies at school.
B
I playing football every Sunday.
C
He study at school.
D
I play football every Sunday.

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste vorm van 'to be' voor 'he'?
A
He is a good student.
B
He am a good student.
C
He are a good student.
D
He be a good student.

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste zin voor 'I'?
A
I liking to read books.
B
I like reading book.
C
I likes to read books.
D
I like to read books.

Slide 16 - Quiz

EINDE
Ga nu verder met weekplanner 49 in Itslearning:
Maken in BOEK blz. 112 opdr. 6,7,8

Slide 17 - Slide