Les 6 - H10.2 - Zwanger en bevallen - Les 3

Les 6
Goedemorgen! Dit is alweer les 6 over dit hoofdstuk. 
We beginnen zo met wat vragen over de vorige lessen, daarna gaat de les over bevallen, waarom zwangere vrouwen hun baby laten onderzoeken en tweelingen. 

Het is best veel lesstof, maar als het goed is lukt het in 1 les!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 6
Goedemorgen! Dit is alweer les 6 over dit hoofdstuk. 
We beginnen zo met wat vragen over de vorige lessen, daarna gaat de les over bevallen, waarom zwangere vrouwen hun baby laten onderzoeken en tweelingen. 

Het is best veel lesstof, maar als het goed is lukt het in 1 les!

Slide 1 - Slide

Sleep de namen naar de juiste plaats.
Prostaat
Zaadleider
Zwellichaam
Urineleider
Zaadbal
Balzak
Eikel
Voorhuid
Zaadblaasje
Bijbal

Slide 2 - Drag question

1
2
4
5
7
14
Baarmoeder
Vagina
Blaas
Eierstok
Eileider
Urinebuis

Slide 3 - Drag question

Noem 3 betrouwbare voorbehoedsmiddelen

Slide 4 - Open question

Wanneer vindt de innesteling plaats?
A
Voor de bevruchting
B
Tijdens de bevruchting
C
Na de bevruchting

Slide 5 - Quiz

Bevruchting vindt plaats in de..
A
Eierstok
B
Eileider
C
Baarmoeder
D
Vagina

Slide 6 - Quiz

Welk voorbehoedsmiddel beschermt naast zwangerschap ook tegen SOA's?
A
De pil
B
Sterilisatie
C
Condoom
D
Spiraaltje

Slide 7 - Quiz

Nu begint de nieuwe les...

Slide 8 - Slide

Hoe gaat de bevalling?
Enkele weken voor de geboorte begint de indaling. De baby komt dan met het hoofdje naar beneden in het bekken van de vrouw te liggen. Dit merkt een zwangere vrouw doordat haar buik dan wat lager ligt. 
Na gemiddeld 40 weken is de baby volgroeid
 en wordt het kind geboren.


Slide 9 - Slide

De bevalling gaat in drie fasen:
1) Ontsluiting: door weeën gaat de baarmoedermond open. Weeën zijn sterke samentrekkingen van spieren in de baarmoederwand. De weeën gaan steeds sneller. Vlak voor de ontsluiting breken de vruchtvliezen en loopt het vruchtwater via de vagina weg. 

2) Uitdrijving: sterke weeën, de persweeën, duwen de baby door de vagina naar buiten. Dit is de geboorte van de baby. Het kindje krijgt dan geen zuurstof meer door de navelstreng en moet zelf gaan ademen. Vaak gaat de baby huilen; een teken dat het zelf ademt. Daarna kan de navelstreng worden doorgeknipt. 

3) Nageboorte: door een meer weeën komt de placenta samen met de vruchtvliezen en de resten van de navelstreng naar buiten.

Slide 10 - Slide

Drie fasen van de bevalling

Slide 11 - Slide

Keizersnee
Soms ligt de baby niet met het hoofdje naar beneden, maar met de billen. De geboorte gaat daardoor moeilijker. De arts kan dan besluiten om een keizersnee te doen. Een keizersnee is een operatie waarbij een chirurg een snee maakt in de buikwand en het kind zo naar buiten haalt. Ook als de placenta voor de baarmoedermond ligt of als het bekken te nauw is, wordt een baby met behulp van een keizersnede geboren.

Slide 12 - Slide

Waarom laten zwangere vrouwen de baby onderzoeken?
Onderzoek aan de baby voor de geboorte heet prenataal onderzoek. Er zijn verschilde soorten prenataal onderzoek. Bekijk het filmpje:

Slide 13 - Slide

Hoe ontstaat een tweeling? (filmpje)

Slide 14 - Slide

Opdrachten
Je gaat nu een aantal vragen over deze lesstof maken.

Slide 15 - Slide

Bij welk prenataal onderzoek worden cellen van de embyro onderzocht?
A
vruchtwaterpunctie
B
vlokkentest
C
allebei
D
allebei niet

Slide 16 - Quiz

Wanneer laten mensen een prenataal onderzoek uitvoeren?
A
Voor de bevruchting
B
Tijdens de zwangerschap
C
na de geboorte

Slide 17 - Quiz

Waarmee eindigt een bevalling
A
uitdrijving
B
Nageboorte
C
Ontsluiting

Slide 18 - Quiz

Wat is een stuitligging?
A
Het kontje komt eerst naar buiten bij de bevalling
B
Het hoofdje komt eerst naar buiten bij de bevalling

Slide 19 - Quiz

Met welke fase begint de bevalling?
timer
0:10
A
indaling
B
ontsluiting
C
uitdrijving
D
nageboorte

Slide 20 - Quiz

In welke fase van de bevalling starten de weeën?
A
Uitdrijving
B
Ontsluiting
C
Nageboorte

Slide 21 - Quiz

Welke van de tweeling(en)
is of zijn een-eiig?
A
Tweeling A en B
B
Tweeling A
C
Tweeling B
D
geen van beide

Slide 22 - Quiz

Een een-eiige tweeling heeft ..
A
altijd hetzelfde geslacht
B
soms het zelfde geslacht
C
nooit hetzelfde geslacht

Slide 23 - Quiz

Om een een-eiige tweeling te krijgen is er maar 1 bevruchting nodig
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Als een tweeling een jongen en een meisje zijn dan zijn ze.......
A
eeneiig
B
tweeeiig

Slide 25 - Quiz

Dit was de laatste vraag van deze les. Als je voor het einde van het lesuur klaar bent mag je vast aan een ander vak gaan werken!

Slide 26 - Slide