Hfdst. 5.3 Lezen les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Hfdst. 5.3 lezen les 1

Planning

• Les 1: Herhaling woordsoorten en begin met hfdst. 5.3 en maken opdrachten 3, 4 en 5.
• Les 2: Herhaling woordsoorten en bespreken paragraaf 5.3 en zelfstandig werken (opdr. 5 t/m 13).
• Les 3: Herhaling woordsoorten en hfdst 5.3 en zelfstandig werken; opdr. 15 t/m 19
• WERKBOEK NEDERLANDS & SCHRIFT MEE NAAR ELKE LES OP SCHOOL! 

•  Leesboek kiezen en deze ook echt lezen!!!

Leerdoelen

1. Ik weet welke signaalwoorden voor het redengevend tekstverband  er zijn. 
2. Ik kan de signaalwoorden voor het redengevend tekstverband in een tekst herkennen. 
   
3. Ik weet wat een kernzin is en ik kan hem herkennen in een alinea.
   
4. Ik kan een samenvatting maken met de kernzinnen. 

Woordsoorten

Zou je in ons land dag en nacht in het bos kunnen overleven?
Wat is het zww in deze zin?

1. zou
2. kunnen
3. overleven

Welke soorten werkwoorden zijn er?

Soorten werkwoorden:

Er bestaan drie soorten werkwoorden: 

1. hulpwerkwoorden

2. koppelwerkwoorden

3. zelfstandige naamwoorden. 

Werkwoorden geven aan welke handeling of toestand in de zin centraal staat. Daarnaast geeft het werkwoord aan in welke tijd de zin staat. 

 

Zelfstandig werkwoord

Zelfstandige werkwoorden zijn de belangrijkste werkwoorden uit de zin. Deze kun je niet weglaten. 

Wanneer er meerdere werkwoorden in de zin staan, staat het zelfstandige werkwoord vaak ergens achterin de zin en zijn de overige werkwoorden (waaronder de persoonsvorm) hulpwerkwoorden. 

Als er een zelfstandig naamwoord in de zin staat, heb je te maken met een werkwoordelijk gezegde.

Koppelwerkwoord

Een koppelwerkwoord is een werkwoord dat voorkomt in zinnen met een naamwoordelijk gezegde. 

Dit gezegde bestaat uit 1 of meer werkwoorden en een naamwoord. 

Het naamwoordelijk gezegde geeft altijd aan dat iets of iemand iets is. 

De koppelwerkwoorden zijn ZWaBBeLS + HDV: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen. 

Het koppelwerkwoord ‘koppelt’ een bepaalde eigenschap, functie of toestand aan het onderwerp.

Hulpwerkwoord

Wanneer er meerdere werkwoorden in de zin staan, is de persoonsvorm altijd het hulpwerkwoord. 

Hulpwerkwoorden kun je over het algemeen weglaten.

De truc is dus: kijk naar het belangrijkste werkwoord in de zin en bepaal vervolgens of dat een zelfstandig- of koppelwerkwoord is. Alle andere werkwoorden zijn dan hulpwerkwoorden.

Ik besluit dat ik niet in het bos ga overnachten.
Wat is het zww in de bovenstaande zin?

Zij wil later clown worden.
Wat is het hww en wat is het zww?

Ik heb vorige week mijn verjaardag gevierd.
Wat is het hww en wat is het zww in deze zin?

   Uitleg hfdst. 5.3 lezen

Hier wordt de tekst afgerond

1. inleiding
2. kern
3. slot

Hier wordt kort het onderwerp genoemd

1. inleiding
2. kern
3. slot

Hier staat meer informatie over het onderwerp

1. inleiding
2. kern
3. slot

In welk deel staat de minder belangrijke informatie in een alinea?

In welke zin vind je de belangrijkste informatie van een alinea?

Wat is het onderwerp van deze tekst?

1. boswachter Richard
2. overnachten in het bos
3. zwervers in het bos

Deze tekst is waarschijnlijk ... van een tekst, want er wordt een vraag gesteld.

1. inleiding
2. kern
3. slot

Wat is het onderwerp van deze tekst?

1. boswachter Richard
2. overnachten in het bos
3. zwervers in het bos

Tekst 2 is waarschijnlijk ... want er staat een conclusie in.

1. inleiding
2. kern
3. slot

Huiswerk:

Maken: Hfdst. 5.3 opdrachten 3, 4 & 5

WERKBOEK NEDERLANDS & SCHRIFT MEE NAAR ELKE LES OP SCHOOL! 

Zoek een leesboek en ga dit lezen, 

10 blz. per dag, meer mag altijd!