BSR 2(a)ha Cursus Taal §1 NT2 en §2 Stijl

CURSUS 4: Taal   
paragraaf 1
§1 Tweedetaalverwerving
§2 Stijl
  • Pak alvast je boek op blz. 92-93
  • Log in op LessonUp!
Cursus 4: TAAL
timer
1:30
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

CURSUS 4: Taal   
paragraaf 1
§1 Tweedetaalverwerving
§2 Stijl
  • Pak alvast je boek op blz. 92-93
  • Log in op LessonUp!
Cursus 4: TAAL
timer
1:30

Slide 1 - Slide

Welke afspraken vind jij
belangrijk in de klas?

Slide 2 - Slide

  • Je kunt het verschil tussen moedertaal, tweede taal en vreemde taal uitleggen.
  • Je weet hoe stijlfiguren een tekst krachtiger maken.
  • Je kunt de stijlfiguren opsomming, climax, drieslag, overdrijving en tegenstelling herkennen en gebruiken.
Lesdoelen

Slide 3 - Slide

In deze les gaan we:
  • bespreken met welk onderdeel we het schooljaar starten;
  • twee paragrafen van
    Cursus 4: Taal  behandelen;
  • in gesprek over de begrippen NT2, moedertaal en tweedetaalverwerving, stijl en stijlfiguren.

Slide 4 - Slide

  • Gebruik je iPad alleen als dat nodig is.
  • Als de docent aan het woord is, is de rest van de klas stil.
  • Als een klasgenoot aan het woord is,
    is de rest van de klas stil.
  • Kortom, we luisteren naar elkaar en weten wanneer we mogen praten.
De regels tijdens de lessen Nederlands

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat?
Opdracht 1 (blz. 90).
Hoe?
In tweetallen, overleg fluisterend.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
Drie minuutjes.

Klaar?
Lees de vragen van opdracht 2 alvast.
Opdracht 1
timer
3:00

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

  • De taal waarin je hebt leren spreken vanaf je geboorte.
  • Deze taal heb je zeer waarschijnlijk op een natuurlijke manier geleerd.
  • Kun je zowel Nederlands als Fries als moedertaal hebben? Waarom wel of niet?
Moedertaal

Slide 10 - Slide

Wat is jouw moedertaal?

Slide 11 - Mind map

''Is het Nederlands een moeilijke taal
om te leren voor iemand uit het buitenland?''
Wat vinden jullie? Formuleer een mening en onderbouw deze met drie argumenten. Over vijf minuten bespreken we elkaars meningen.
timer
5:00

Slide 12 - Slide

  • Niet iedereen leert het Nederlands vanaf de geboorte. Voor sommige mensen is Nederlands de tweede taal.
  • Dit is niet makkelijk, omdat de Nederlandse taal veel
    uitzonderingen en onduidelijkheden heeft. Als je Nederlands als tweede taal leert, noem je dat NT2.
Tweedetaalverwerving

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wat?
Opdracht 3a (blz. 91).
Hoe?
In tweetallen, overleg fluisterend.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
Vijf minuutjes. Daarna bespreken we de uitkomsten kort.

Klaar?
Lees paragraaf 2 alvast door!
Opdracht 3
timer
3:00

Slide 15 - Slide

Paragraaf 2: stijl
blz. 92-93

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Je bepaalt zelf hoe je §2 Stijl gaat afronden! Maak een keuze die bij jouw leervoorkeur past. Je bepaalt nu ook zelf wat voor huiswerk je hebt voor de volgende les.
Verder werken in het boek.
Maak een keuze uit opdracht 1 en 2 of opdracht 2 en 3.
Maak het beeldend.
Maak bijvoorbeeld een tekening, poster of presentatie over de verschillende stijlfiguren.
Verhaaltje.
Schrijf een kort verhaaltje waarin je zes stijlfiguren gebruikt.
1
2
3
timer
10:00

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Welk stijlfiguur herken je in deze video?
A
opsomming
B
climax
C
overdrijving
D
tegenstelling

Slide 20 - Quiz

  • Je kunt het verschil tussen moedertaal, tweede taal en vreemde taal uitleggen.
  • Je weet hoe stijlfiguren een tekst krachtiger maken.
  • Je kunt de stijlfiguren opsomming, climax, drieslag, overdrijving en tegenstelling herkennen en gebruiken.
Lesdoelen

Slide 21 - Slide

''Voor NT2'ers is het vrij gemakkelijk om het Nederlands te leren.''
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Noem één reden waarom het voor een NT2'er lastig kan zijn om de Nederlandse taal te leren.

Slide 23 - Open question

''Dit product is geschikt voor jong en oud.''
A
drieslag
B
overdrijving
C
tegenstelling

Slide 24 - Quiz

''Met bloed, zweet en tranen kwam hij over de finish.''
A
drieslag
B
overdrijving
C
tegenstelling

Slide 25 - Quiz

''Ik erger me dood aan mensen die te traag rijden.''
A
drieslag
B
overdrijving
C
tegenstelling

Slide 26 - Quiz

Maak zelf een zin waarin een stijlfiguur voorkomt.

Slide 27 - Open question

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 28 - Slide