Examenvoorbereiding 2024 - Lezen

EXAMEN
Hoe goed ken je al de examenstof voor leesvaardigheid Nederlands?
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

EXAMEN
Hoe goed ken je al de examenstof voor leesvaardigheid Nederlands?

Slide 1 - Slide

Wat zijn hoofdzaken in een tekst?
A
Wat belangrijk is in een tekst
B
Wat minder belangrijk is in een tekst

Slide 2 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 3 - Quiz

Waar in de alinea staat de belangrijkste zin?
A
In het midden
B
Aan het begin of aan het einde
C
Altijd aan het einde
D
Die kan overal staan

Slide 4 - Quiz

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 5 - Quiz

HOOFDZAKEN
- wat belangrijk is in een tekst
- hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea
- tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen ook helpen om hoofdzaken te vinden

Slide 6 - Slide

KERNZINNEN
- In een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak

-Een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea

-Andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen

Slide 7 - Slide

HOOFDGEDACHTE van een tekst


- Het belangrijkste van een tekst kan in één zin samengevat worden: de hoofdgedachte


- De hoofdgedachte van een tekst staat vaak in de inleiding of in het slot van een tekst.


Slide 8 - Slide

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Alle hoofdzaken op een rij
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij
C
De samenvatting van een tekst
D
Het belangrijkste van een tekst in één zin samengevat

Slide 9 - Quiz

Waar staat de hoofdgedachte van een tekst vaak?
A
In het middenstuk
B
In de samenvatting
C
In de inleiding of in het slot
D
Dat kun je nooit weten

Slide 10 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord 'hierdoor'?
A
doel-middel
B
oorzaak-gevolg
C
conclusie
D
samenvatting

Slide 11 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord 'bovendien'?
A
doel-middel
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 12 - Quiz

Welk tekstdoel hoort bij een reclame?
A
mening geven
B
overtuigen
C
adviseren
D
aansporen tot handelen

Slide 13 - Quiz

Welk tekstdoel hoort bij een nieuwsbericht?
A
mening geven
B
informeren
C
adviseren
D
aansporen tot handelen

Slide 14 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord 'dus'?
A
doel-middel
B
oorzaak-gevolg
C
conclusie
D
samenvatting

Slide 15 - Quiz

Wat is een anekdote?
A
de aanleiding
B
deelonderwerp
C
een vraag
D
kort, grappig verhaaltje

Slide 16 - Quiz

Wat geeft een signaalwoord aan?

Slide 17 - Open question

Wat betekent 'oorzaak'?
A
antwoord op een probleem
B
mening, overtuiging
C
gevolg
D
waardoor het komt

Slide 18 - Quiz

Wat betekent 'bewering?'
A
uitleg van een term/definitie
B
iets aantonen met feiten
C
een mening, onderbouwd met argumenten
D
een precieze omschrijving van een term

Slide 19 - Quiz

Wat betekent het woord 'bezwaar'?
A
goede raad
B
bedenking/tegenwerping
C
gevolgtrekking
D
waardoor het komt

Slide 20 - Quiz


SIGNAALWOORDEN

Slide 21 - Slide

Welke signaalwoorden ken jij al?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Video

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Oefenen
We oefenen nu samen met teksten en zullen deze nabespreken.

Slide 26 - Slide