A1 Taaltraining Frans 7, préferer, aanwijz.vnw,, bijvoeg.nw, beau,nouveau, comparatif, non plus

Devoirs du Chapitre 6
WB ex. 22 à 32 + 34 pages 66-70
Extra WB ex. 33 p. 69 (texte sur Tekstboek page 61)
Apprendre TB page 62
1 / 57
next
Slide 1: Slide
FransEnseignement Professionnel

This lesson contains 57 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Devoirs du Chapitre 6
WB ex. 22 à 32 + 34 pages 66-70
Extra WB ex. 33 p. 69 (texte sur Tekstboek page 61)
Apprendre TB page 62

Slide 1 - Slide

Chapitre 7 À la mode

Classez les vêtements
TB ab p. 63


Slide 2 - Slide

7A Ça te va bien.
Dire ses couleurs préférées TB 1 p.64
Grammaire: Préférer (liever hebben), Aanwijzend vnw 5c, 6c
Parler de couleurs et d'habits TB 2, 3, 4, 5ab, 6a, 7, 8ab, 9 p. 56


Slide 3 - Slide

Vocabulaire
Vêtements et accessoires TB page 171

Slide 4 - Slide

Het werkwoord préférer
Kan doorgaan als; een voorkeur geven aan/ liever hebben/prefereren

Het accent verandert bij 
sommige personen, Leren!

Slide 5 - Slide

préférer
A
houden van
B
liever hebben
C
vragen
D
binnenkomen

Slide 6 - Quiz

préférer
A
nous préférons
B
nous préferons

Slide 7 - Quiz

Prefereer jij pizza?
A
Tu préfères la pizza?
B
Tu préféres la pizza?
C
Tu préfères pizza?

Slide 8 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 9 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 10 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Aide: 
Het aanwijzend vnw

Slide 11 - Slide

Résumé
Ce: mannelijk aanwijzend voornaamwoord
Cette: vrouwelijk aanwijzend voornaamwoord
Ces: meervoudig aanwijzend voornaamwoord
Cet: mannelijk aanwijzend voornaamwoord voor woorden met een klinker of h

Slide 12 - Slide

aanwijzend voornaamwoord
mannelijk
mannelijk & klinker
vrouwelijk
enkelvoud
CE
CET
CETTE
meervoud
CES
CES
CES

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Een aanwijzend voornaamwoord is..:
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des

Slide 16 - Quiz

Wat is géén aanwijzend voornaamwoord?
A
c'
B
ce
C
cet
D
cette

Slide 17 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ homme
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet

Slide 18 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord voor meervoud
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet

Slide 19 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord
...............fille
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 20 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ monsieur
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce

Slide 21 - Quiz

bijvoeglijk naamwoord
VORM
van het 
bijvoeglijkNW


m
v
ev
/
+E
mv
+S
+ES

Slide 22 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
PLAATS
van het 
bijvoeglijkNW

VOOR!!!

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Waar moet je op letten bij het bijvoegelijk naamwoord in het Frans?
A
plek
B
vorm
C
huh?
D
plek en vorm

Slide 27 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord
J'aime les voitures ....... .
A
rouges
B
bleu
C
sportifs
D
vieille

Slide 28 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord
Mes parents sont ........
A
italien
B
italienne
C
italiens
D
italiennes

Slide 29 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord
Marc a deux ....... soeurs.
A
petite
B
petit
C
petites
D
petits

Slide 30 - Quiz

7A Exercices WB 
Vocabulaire sur la mode WB 1, 2, 3 p. 71-72
Gram. : préférer, bijv. nw, aanwijz. vnw WB 4, 6, 9, 12, 15
Objets et définitions WB 5, 7, 8, 10, 11 WB p. 72-74
Acheter dans un magasin WB 13, 14 p. 61-62

Slide 31 - Slide

7B Nouvelles tendances
Donner son avis TB 1abc, 3 p.67
Grammaire: bijvoeg. vnw. TB 2ab3, 5b
Habitudes de consommation TB 4abc, 5a, 6, 7

Slide 32 - Slide

le nouvel an=
nieuwjaar

Slide 33 - Slide

Uitzonderingen:
Beau            mooi
Nouveau    nieuw
Vieux           oud

Slide 34 - Slide

Hoe is de vorm gemaakt van :
bel-nouvel-vieil ?
m                  m                    m                  v                  v
beau           beaux           bel           belle           belles
nouveau   nouveaux   nouvel   nouvelle    nouvelles
vieux          vieux             vieil         vieille          vieille

Slide 35 - Slide

Attention!!!
un nouveau garçon - un nouvel ordinateur - 
une nouvelle maison   
des nouveaux garçons - des nouvelles maisons


Slide 36 - Slide

Let op bij klinkerbotsing

nouveau wordt nouvel
un nouvel ami
beau wordt bel
un bel hôtel
vieux wordt vieil
un vieil homme

Slide 37 - Slide

M ENKV
M MV
VR ENKV
VR MV
GOED
BON
BONS
BONNE
BONNES
MOOI
BEAU
BEL
BEAUX
BELLE
BELLES
NIEUW
NOUVEAU
NOUVEL
NOUVEAUX
NOUVELLE
NOUVELLES
OUD
VIEUX
VIEIL
VIEUX
VIEILLE
VIEILLES
BON, BEAU, NOUVEAU, VIEUX

Slide 38 - Slide

nouveau
A
Voor
B
Achter

Slide 39 - Quiz

goed
oud
mooi
nieuw
bon bonne
bons bonnes
beau, belle
beaux, belles
nouveau nouvelle
nouveaux nouvelles
vieux vieille
vieux vieilles

Slide 40 - Drag question

timer
0:20
normaux
nouveaux
nerveux
flamands
normal
nouveau
nerveux
flamand

Slide 41 - Drag question

GRAMMAIRE Het bijvoeglijk naamwoord
1.   Ma petite soeur est très                           .
2.  C'est un T-shirt                           .
3.  Mes frères sont                           .
3.  Ma grand mère est                        .
4.  Je suis un                                 garçon au club.
belles
belle
beaux
vert
verte
verts
drôl
drôle
drôles
vieille
vieux
vieilles
nouvelle
nouveau
nouvel

Slide 42 - Drag question

Mannelijk
Enkelvoud
Mannelijk meervoud
Vrouwelijk
enkelvoud
Vrouwelijk
meervoud
Grijs
gris
Rood
rouge
oud
vieux
mooi
beau
mooi

nouveau
Vul de tabel hieronder. Het zijn onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden
gris
grise
grises
rouges
rouges
rouge
vieux
vieille
vieilles
beaux
belle
belles
nouveaux
nouvelle
nouvelles

Slide 43 - Drag question

Le comparatif (overtreffende trap)

Slide 44 - Slide

Le comparatif
( vergrotende trap)

Slide 45 - Slide

le comparatif des adjectifs

Slide 46 - Slide

le comparatif (vergelijking / de vergrotende trap)
=
-
+
=
+
-

Slide 47 - Slide

La comparatif source I
In het Frans gebruik je de volgende woorden om te vergelijken:
  • moins... que    (minder...dan) - (comparatif d'infériorité)
  • plus...... que     (meer....dan)   - (comparatif de supériorité)
  • aussi.... que     (even....als)      - (comparatif d'égalité)
moins/plus/aussi staan voor het bijvoeglijk naamwoord
que staat na het bijvoeglijk naamwoord,que wordt qu' voor een klinker of stomme h
Exception : + bon(s)    = meilleur(s) 
                        +bonne(s)= meilleure(s)

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Video

Slide 50 - Video

Regardez les deux chambres 
Utilisez les comparatifs et comparez les chambres

Slide 51 - Slide

Moi aussi, moi pas, moi si, moi non plus


"Moi aussi" = ik ook
"Moi, non", "Moi, pas" = ik niet
""Moi, oui", Moi, si"= ik wel
"Moi non plus" = ik ook niet (meer)

Slide 52 - Slide

Text
  • Moi aussi, pas moi, moi non plus
____________________________________

  • J’aime le chocolat – Moi aussi!! - ik ook
 
  • J’aime le café – Pas moi / Moi pas – ik niet
 
  • Je n’aime pas le poisson. - Moi non plus. - ik ook niet
 



Slide 53 - Slide

Ontkenningen zonder werkwoorden
Als er geen werkwoord in de zin staat, vervalt ne.
Il y a quelqu'un? Non, personne.
Tu n'aimes pas le vin? Moi non plus.

Slide 54 - Slide

7B Exercices WB 
Gram.: beau/nouveau, moi aussi/non plus WB 16, 17, 18, 19 p.76
Habitudes de consommation WB 20 p.77


Slide 55 - Slide

Devoirs du Chapitre 7 partie 1
WB ex. 2, 3, 6, 10, 12, 14, 15, 16 pages 72 à 76
Apprendre TB page 72

Slide 56 - Slide

Devoirs du Chapitre 7 partie 2
WB ex. 21 à 31 pages 78-81
Extra WB ex. 32 p. 69 (texte sur Tekstboek page 71)
Apprendre TB page 72

Slide 57 - Slide