Lezen zakelijke teksten extra eind klas 2

Station zakelijke teksten onderbouw

Perron 1, 2, 3 en 4
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Station zakelijke teksten onderbouw

Perron 1, 2, 3 en 4

Slide 1 - Slide

gedicht
nieuwsbericht
recept
gebruiksaanwijzing
boek

Slide 2 - Drag question

Welke tekstdoelen ken jij?
Weet jij ze alle 5?

Slide 3 - Open question

Tekstdoelen
Met een tekstdoel bedoelen ze de reden dat iemand een tekst schrijft. Wat is het doel dat hij wil bereiken. Er zijn er 5.
  1. informeren
 2. amuseren
3. activeren
    4. overtuigen
               5. instructie geven

Slide 4 - Slide

amuseren
informeren
overtuigen
activeren
instrueren
Dat je iets wel of niet gaat doen
Zijn mening geven
Je vermaken
Zeggen hoe je iets moet doen
Dat je iets te weten komt

Slide 5 - Drag question

Wat is het tekstdoel van de volgende teksten. Kies het goede antwoord.

Slide 6 - Slide


A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 7 - Quiz


A
amuseren
B
activeren
C
instructie geven
D
informeren

Slide 8 - Quiz


A
amuseren
B
activeren
C
instructie geven
D
informeren

Slide 9 - Quiz

Elke tekst heeft een doelgroep.
Wat bedoelen we met "doelgroep"?
A
Een groep mensen met een doel.
B
Een groep mensen waar de tekst voor is geschreven.
C
Het doel van de groep.

Slide 10 - Quiz

Op de volgende dia zie je 4 teksten en 4 doelgroepen. Sleep de juiste tekst naar de juiste doelgroep.

Slide 11 - Slide

peuters en kleuters
mensen die van voetbal houden.
mensen die bood-schappen moeten doen.
Mensen die van koken houden.

Slide 12 - Drag question

Het onderwerp van de tekst is
A
wat de schrijver wil vertellen.
B
waar de tekst over gaat.
C
waarom de schrijver de tekst schrijft.

Slide 13 - Quiz

Het onderwerp van een tekst
Het onderwerp is het antwoord op de vraag: 
Waar gaat de tekst over?
Het onderwerp is kort, niet meer dan 5 woorden.

Slide 14 - Slide

De hoofdgedachte van een tekst.
Wat is dat?
A
Het onderwerp.
B
Het tekstdoel.
C
Wat de schrijver wil zeggen over het onderwerp.
D
Wat jij denkt van het onderwerp.

Slide 15 - Quiz

De hoofdgedachte
De hoofdgedachte is het antwoord op de vraag:
Wat is het belangrijkste dat de schrijver zegt over het onderwerp?
De hoofdgedachte is altijd een zin. De hoofdgedachte is nooit een vraag. Je vindt hem meestal aan het begin of aan het einde van de tekst.

Slide 16 - Slide

Leesstrategie
Een leesstrategie is een manier van lezen. Niet elke tekst lees je op dezelfde manier.
1. verkennend lezen
2. globaal lezen
3. zoekend lezen
4. intensief lezen
5. studerend lezen

Slide 17 - Slide

Welke leesstrategie gebruik je als je vragen over een tekst moet beantwoorden?
A
globaal lezen
B
intensief lezen
C
verkennend lezen
D
zoekend lezen

Slide 18 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je als je een woord opzoekt in een woordenboek?
A
verkennend lezen
B
globaal lezen
C
zoekend lezen
D
intensief lezen

Slide 19 - Quiz

tekstverband opsomming
tekstverband conclusie
tekstverband tegenstelling
tekstverband voorbeeld
dus
en
toch
zoals
maar
tenslotte
echter
ook
kortom
bijvoorbeeld

Slide 20 - Drag question

Ten eerste
bovendien
Maar
Toch
En
Ook
Ten slotte
Verder
Echter
tekstverband opsomming
tekstverband tegenstelling

Slide 21 - Drag question