This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom
Ga zitten volgens de plattegrond.
Pak je boek en schrift alvast voor je.
Slide 1 - Slide
1. Het huiswerk bespreken van maandag bespreken.
2.Verder werken aan §4: Tekstdoelen en tekstsoorten.
3.Starten aan onze fictieopdracht.
In deze les gaan we
Slide 2 - Slide
De lesdoelen
Je kunt de hoofdgedachte van een tekst herkennen door precies te lezen.
Je weet het verschil tussen informerende, instruerende en overtuigende teksten.
Je kunt schrijven en spreken met een herkenbaar doel.
Slide 3 - Slide
6.2
Slide 4 - Slide
1.1 Onbekende woorden
1.2 Onderwerp
1.3 Hoofdgedachte
1.4 Tekstdoelen en -soorten
1.5 Inleiding, middenstuk, slot
1.6 Deelonderwerpen
1.7 Stappenplan lezen
1.8 Meer Lezen
Waaruit bestaat de cursus
Meer dan Lezen?
Slide 5 - Slide
Het belangrijkste van een een tekst of programma in één zin
Om het onderwerp (§2) te vinden, moet je een tekst oriënterend lezen.
Om de hoofdgedachte van een tekst te vinden, moet je precies lezen.
Je leest dan helemaal van de eerste zin tot en met de laatste zin.
§3 Hoofdgedachte
Slide 6 - Slide
Om de hoofdgedachte van een tekst te vinden
Zo lees je een tekst precies:
Bepaal het onderwerp van de tekst: waar gaat de tekst over?
Lees de tekst helemaal,
Markeer woorden die je vaak tegen komt.
Kijk aan het begin en het eind van de tekst of de hoofdgedachte daar al staat.
Geef in één zin antwoord op de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
Precies lezen
Slide 7 - Slide
§4 Tekstdoelen en tekstsoorten
Een schrijver van een tekst wil iets bereiken met zijn tekst. Hij heeft een tekstdoel. In totaal zijn er vijf tekstdoelen, wij leren er nu drie: informeren, instrueren en overtuigen.
Bepaal wat het belangrijkste is wat de schrijver met de tekst wil bereiken. Zo kom je erachter met welke tekstsoort je te maken hebt. Lees je bijvoorbeeld een nieuwsbericht of een gebruiksaanwijzing?
Slide 8 - Slide
informeren
Een schrijver die als doel informeren heeft, wil dat jij iets te weten komt.
Denk aan tekstsoorten als nieuwsberichten en schoolboeken.
Tekstdoelen en tekstsoorten
Slide 9 - Slide
instrueren
Een schrijver die als doel instrueren heeft, wil dat jij leert hoe je iets moet doen.
Denk aan tekstsoorten als gebruiksaanwijzingen en spelregels.
Tekstdoelen en tekstsoorten
Slide 10 - Slide
overtuigen
Een schrijver die als doel overtuigen heeft, wil dat jij zijn mening overneemt.
Denk aan tekstsoorten als besprekingen van een boek of film.
Tekstdoelen en tekstsoorten
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Huiswerk
H1 Meer dan Lezen
§4: Tekstdoelen en tekstsoorten
Bladzijde 26-30
Opdracht 1, 2, 3.
waar?
wat?
Slide 13 - Slide
Opdracht 4
bladzijde 28
Slide 14 - Slide
Aan de slag
H1 Meer dan Lezen
§4: Tekstdoelen- en soorten
Bladzijde 28-30
Opdracht 5, 6 en 7
waar?
wat?
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Met welke manier van lezen vind je het onderwerp van een tekst?
A
Precies lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Oriënterend lezen
D
Begrijpend lezen
Slide 18 - Quiz
Waar let je op als je een tekst oriënterend (of verkennend) leest?
Slide 19 - Open question
Welke vraag stel je ook alweer om achter het onderwerp van een tekst te komen?
A
Wie vertelt de tekst?
B
Hoe veel woorden staan in de tekst?
C
Waar gaat de tekst over?
D
Wie heeft de tekst geschreven?
Slide 20 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Het belangrijkste van een tekst in één zin.
B
Hoe veel woorden er in de tekst staan.
C
Hoe iemand in een tekst ergens over denkt.
D
Wie de tekst heeft geschreven.
Slide 21 - Quiz
Met welke manier van lezen vind je de hoofdgedachte van een tekst?
A
Precies lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Oriënterend lezen
D
Begrijpend lezen
Slide 22 - Quiz
Wat doe je als je een tekst 'precies' leest?
Slide 23 - Open question
Wat is een synoniem?
A
Een ander woord met dezelfde betekenis.
B
Een ander woord met een andere betekenis
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis.
Slide 24 - Quiz
Einde van deze les!
Als het goed is weet je nu:
Het verschil tussen informerende, instruerende en overtuigende teksten.
Hoe je moet schrijven (en spreken) met een herkenbaar doel.
Slide 25 - Slide
De lesdoelen
Je kunt de hoofdgedachte van een tekst herkennen door precies te lezen.
Je weet het verschil tussen informerende, instruerende en overtuigende teksten.
Je kunt schrijven en spreken met een herkenbaar doel.