VWO2 Chapitre 1 AB

Vertel over jezelf
In het Frans iets zeggen over jezelf.
Eerst in groepjes, later rondje klas.

Probeer te bedenken:

- Vertel hoe je heet,
- Vertel hoe oud je bent,
- Waar je woont.
Vorige keer
1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vertel over jezelf
In het Frans iets zeggen over jezelf.
Eerst in groepjes, later rondje klas.

Probeer te bedenken:

- Vertel hoe je heet,
- Vertel hoe oud je bent,
- Waar je woont.
Vorige keer

Slide 1 - Slide

Wat verwacht je?
Frans is vast iedereen zijn lievelingsvak.. en natuurlijk heel makkelijk!

Nou, niet altijd helaas. Dus wat verwacht je en is nodig van mevr?

Gebruik een post-it!

Slide 2 - Slide

Wat heb je nodig?

Slide 3 - Slide

Voor Frans
gebruik je?

  • Een werkboek of online
     opdrachten maken,
  • Een schrift voor
     aantekeningen en planning,
  • Online oefenen met wrts of
     iets anders?

Slide 4 - Slide

Chapitre 1: un bel été!
À faire:
Mots sur le thème: vacances
Phrases-clés
Introduction: blz. 21

Je kunt een gesprek over vakantie begrijpen.
Je kent woorden die te maken hebben met vakantie.
 Voca op blz. 50

Slide 5 - Slide

F: Donne 3 mots sur le thème "vacances".

N: Noteer 3 woorden die te maken hebben
met het thema "vakantie" (in het Frans).

Slide 6 - Open question

la rue
la plage
le cinéma
la boulangerie

Slide 7 - Drag question

PHRASES-CLÉS
A. Comment vas-tu?
     ..................

B. Tu as passé de bonnes vacances?
     ..................

C. Tu as été où?
     ..................

Slide 8 - Slide

PHRASES-CLÉS
A. Comment vas-tu?
     Ça va bien! / Pas mal.

B. Tu as passé de bonnes vacances?
     Oui, c'était super!

C. Tu as été où?
    J'ai été en Italie en voiture.

Slide 9 - Slide

Chapitre 1: un bel été!
Mots sur le thème: vacances 
Phrases-clés

Introduction: blz. 21


Je kunt een gesprek over vakantie begrijpen.
Je kent woorden die te maken hebben met vakantie.

Slide 10 - Slide

Devoirs
Je krijgt je planner, klassikaal bekijken.
Écouter gaan we overslaan!

Introduction: blz. 21


Je kunt een gesprek over vakantie begrijpen.
Je kent woorden die te maken hebben met vakantie.
Voca op blz. 50
timer
30:00

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

 À faire

  • Iedereen opdrachten af?
  • Phrases-clés
  • Animaux sauvages
  • Werkboek opdr.

     Vragen hierover?

Slide 13 - Slide

PHRASES-CLÉS
A. Comment vas-tu?
     ..................

B. Tu as passé de bonnes vacances?
     ..................

C. Tu as été où?
     ..................
Blz. 50

Slide 14 - Slide

PHRASES-CLÉS
A. Comment vas-tu?
     Ça va bien! / Pas mal.

B. Tu as passé de bonnes vacances?
     Oui, c'était super!

C. Tu as été où?
    J'ai été en Italie en voiture.

Slide 15 - Slide

Les animaux

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video



Les animaux sauvages


Aan het eind van de les ken ik wilde dierennamen in het Frans.
Ik weet wat te vertellen over Madagaskar en over mijn eigen vakantie.



Slide 18 - Slide

un oiseau
un chat
un chien
un éléphant
un poisson
une tortue

Slide 19 - Drag question





Les animaux sauvages

Slide 20 - Slide

       Le lion

Slide 21 - Slide

                                    Le tigre

Slide 22 - Slide

Le léopard
Le guépard

Slide 23 - Slide


Le serpent

Slide 24 - Slide

    Le crocodile

Slide 25 - Slide

                La hyène

Slide 26 - Slide


Quel animal a le plus de dents?
A
Le lion
B
Le serpent
C
Le crocodile

Slide 27 - Quiz

En Afrique:
Quel animal peut tuer un crocodile?
A
Le lion
B
Le serpent

Slide 28 - Quiz


Quel animal court le plus vite?
A
Le lion
B
Le guépard
C
Le tigre

Slide 29 - Quiz

Hoeveel dieren heb je onthouden?
Noteer hier de Franse namen van de dieren die vlees eten.

Slide 30 - Open question

Devoirs
Bekijk je planner.

Questions sur Madagascar, blz. 26


Huiswerk voor maandag:
Leren VOCABULAIRE A!
Voca vanaf blz. 50
timer
30:00

Slide 31 - Slide