Spelling B11

• NT2
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Spelling B11

Werkwoordspelling lesboekje

Doel van de les:

1. Ik weet wat het werkwoord is.

2. Ik weet wat de persoonsvorm is in een zin.

3. Ik schrijf de persoonsvorm goed in de zin. 

4. Ik weet wat de tegenwoordige tijd is. 

Wat is een werkwoord?

Wat is een werkwoord?

Oefening: schrijf binnen 1 minuut zo veel mogelijk werkwoorden. 

Les 1 - werkwoorden

Hoe schrijf je het werkwoord? 

Ik breek	jij breek t	hij/zij breek t
ik vraag	jij ...	hij/zij ...
ik ...	jij ...	hij/zij werkt

Les 1 - werkwoorden

Moeilijke werkwoorden in les 1:

ik heb - jij hebt - hij/zij heeft

ik ga - jij gaat - hij/zij gaat 

ik doe - jij doet - hij/zij doet

ik wil - jij wilt - hij wil

Les 1 - werkwoorden

Moeilijke werkwoorden in les 1:

ik heb - jij hebt - hij/zij heeft

ik ga - jij gaat - hij/zij gaat 

ik doe - jij doet - hij/zij doet

ik wil - jij wilt - hij wil

Enkelvoud: 

ik - jij - hij - zij - u - de jongen

meervoud: 

wij - jullie - zij - de leraren - de jongens

Les 1 - werkwoorden

Moeilijke werkwoorden in les 1:

ik heb - jij hebt - hij/zij heeft

ik ga - jij gaat - hij/zij gaat 

ik doe - jij doet - hij/zij doet

ik wil - jij wilt - hij wil

Enkelvoud: 

ik - jij - hij - zij - u - - men - de jongen

ik heb, jij doet

meervoud: 

wij - jullie - zij - de leraren - de jongens

Wij hebben, jullie mopperen

Les 2 - de persoonsvorm

Les 2 - de persoonsvorm

Belangrijk werkwoord in de zin. 

Verandert met de persoon, het dier of het ding in de zin:

2. Zülal kijkt in de spiegel.	3. De leerlingen kijken in de spiegel.
2. Jij doet je jas aan.	3. Wij doen onze jas aan.

Les 2 - de persoonsvorm

Let op:
Staat de persoonsvorm voor 'je' of 'jij'? Dan schrijf je de ik-vorm.

> Jij loopt naar school. - Loop jij naar school? 

> Jij voetbalt elke avond. - Voetbal jij elke avond? 

Les 3: de tegenwoordige tijd

Wat is de tegenwoordige tijd?

> dat is nu. 

Maak les 3 en 4.