This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
¡Hola!
Slide 1 - Slide
We starten in 5 minuten met de les.
Slide 2 - Slide
pagina 85
Je kan de woorden vinden op pagina 85.
la madre
el hijo
el abuelo
la hermana
el nieto
la sobrina
het nichtje
de moeder
de kleinzoon
de zus
de opa
de zoon
Slide 3 - Drag question
Verbo Tener
Slide 4 - Slide
tener
hebben
yo tengo
ik heb
tú tienes
jij hebt
él/ella/usted tiene
hij/zij/u heeft
nosotros tenemos
wij hebben
vosotros tenéis
jullie hebben
ellos/ellas/ustedes tienen
zij hebben - u heeft (meervoud)
Vervoeging van het werkwoord tener
Slide 5 - Slide
Yo (tener) trece anos
A
tengo
B
tiene
C
tienes
D
tenemos
Slide 6 - Quiz
Mis abuelos (tener) una casa grande
A
tengo
B
tiene
C
tienes
D
tenemos
Slide 7 - Quiz
Carmen y tú (tener) muchos deberes.
A
tengo
B
tiene
C
tienes
D
tenemos
Slide 8 - Quiz
Carlos y yo (tener)muchos amigos en el colegio.
A
tengo
B
tiene
C
tienes
D
tenemos
Slide 9 - Quiz
Cuántos anos (tener)tú?
A
tengo
B
tiene
C
tienes
D
tenemos
Slide 10 - Quiz
El adjetivo (Bron J)
- In het boek vind je altijd de mannelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord.
Veel mannelijke bijvoeglijk naamwoorden eindigen op -o.
Bij de vrouwelijk vorm verandert de -o in -a.
In het meervoud komt er een -s achter.
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
bonito
bonita
meervoud
bonitos
bonitas
pagina 32
Je kan de uitleg pagina 32.
Slide 11 - Slide
El adjetivo
- Bij de meeste andere bijvoeglijk naamwoorden gebruik je dezelfde vorm voor mannelijk en vrouwelijk. In het meervoud krijgen ze -s (na klinker) of -es (na medeklinker)
mannelijk
mannelijk
vrouwelijk
vrouwelijk
ev
grande
azul
grande
azul
mv
grandes
azules
grandes
azules
pagina 32
Je kan de uitleg pagina 32.
Slide 12 - Slide
Una casa...
A
pequeño
B
pequeña
C
pequeños
D
pequeñas
Slide 13 - Quiz
Los teléfonos
A
viejo
B
vieja
C
viejos
D
viejas
Slide 14 - Quiz
Los niños
A
inteligentos
B
inteligente
C
inteligentes
D
inteligentas
Slide 15 - Quiz
El coche...
A
rojo
B
roja
C
rojos
D
rojas
Slide 16 - Quiz
Un elefante...
A
grande
B
grandes
C
granda
D
grandas
Slide 17 - Quiz
Unas chicas...
A
alto
B
alta
C
altos
D
altas
Slide 18 - Quiz
Los posesivos posesivos
Slide 19 - Slide
Wat bezittelijk voornaamwoord hoort bij...PADRES?
A
mi
B
mis
C
su
Slide 20 - Quiz
Wat bezittelijk voornaamwoord hoort bij...amigas?
A
mi
B
mis
C
su
Slide 21 - Quiz
Wat bezittelijk voornaamwoord hoort bij...GARAJE?
A
tu
B
tus
C
sus
Slide 22 - Quiz
Wat bezittelijk voornaamwoord hoort bij...ABUELOS?