SS-E05-2VMBO-KGT-Grammar theme 4

Grammar Theme 4
1. Present perfect Voltooid tegenwoordige tijd

2. Future: Going to & will toekomende tijd
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammar Theme 4
1. Present perfect Voltooid tegenwoordige tijd

2. Future: Going to & will toekomende tijd

Slide 1 - Slide

Present Perfect 
Voltooid tegenwoordige tijd

Laila has played hockey since 2013.
I have won first prize!
Has someone stolen Priya's wallet?
Haily has not spoken to Kevin.
Raj has lived in that house since April.

Slide 2 - Slide

In het kort...
have / has + voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord:
- regelmatig werkwoord: werkwoord + ed
- onregelmatig werkwoord: derde rijtje op de lijst met onregelmatige werkwoorden (hier) of p. 161 in je tekstboek.

Slide 3 - Slide

Hoe maak je de present perfect?

Slide 4 - Open question

In het kort...
Wanneer gebruik je hem?
- Als je wil zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.
Raj has lived in that house since April.

- Als je wilt praten over ervaringen
I have never been to America.       She has already visitedLondon twice!

- Om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en je nu een resultaat merkt. 
Alexis feels sick. She has eaten too much.
Wanneer gebruik je hem?

- Als je wil zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.
Raj has lived in that house since April.


- Als je wilt praten over ervaringen
I have never been to America. She has already visited London twice!


- Om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en je nu een resultaat merkt.
Alexis feels sick. She has eaten too much.

Slide 5 - Slide

Vragen en ontkenningen
Vragen maken met de present perfect:
Zet have / has vooraan de zin. 
Has someone stolen Priya's wallet?

Ontkenningen maken met de present perfect:
Zet not achter have / has.
Haily has not spoken to Kevin.

Slide 6 - Slide

Zet om naar een vraagzin:
I have swum in the ocean.

Slide 7 - Open question

Zet om naar een ontkennende zin:
I have swum in the ocean.

Slide 8 - Open question

Denk eraan...
have / has + voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord:
- regelmatig werkwoord: werkwoord + ed
- onregelmatig werkwoord: derde rijtje op de lijst met onregelmatige werkwoorden (hier) of p. 161 in je tekstboek.

Slide 9 - Slide

Voorbeeld 1
The wedding ... already. (happen)

stap 1: have of has? the wedding = it. it has.
stap 2: is happen een onregelmatig werkwoord? Hij staat niet op de lijst, dus het is geen onregelmatig ww. Dan ww+ed.

The wedding has happened already.

Slide 10 - Slide

Voorbeeld 2
Yes, I ... my homework already. (do)

Stap 1: have of has? I = have. I have
Stap 2: is do een onregelmatig werkwoord? Hij staat wel op de lijst, dus het is onregelmatig ww. Neem het 3e rijtje. done

Yes, I have done my homework already.

Slide 11 - Slide

It ... all morning. I want it to stop.
A
have rain
B
have rained
C
has rain
D
has rained

Slide 12 - Quiz

This is by far the best movie I ... .
A
have ever watched
B
have watched ever
C
have ever watch

Slide 13 - Quiz

Laila ____ hockey since 2013. (play)

Slide 14 - Open question

I ___ the first prize! (win)

Slide 15 - Open question

My uncle ___ a golden coin with a metal detector. (find)

Slide 16 - Open question

_____ they _____ any goals yet? (score)

Slide 17 - Open question

Future: Going to & will 

toekomende tijd



I am going to visit my niece this week.

They will not buy a new house. 

Slide 18 - Slide

Future: Going to
am / are / is + going to + werkwoord.

wanneer?
- om aan te geven wat iemand van plan is te gaan doen
- voorspelling met bewijs (of heel veel zekerheid)

Vragende vorm: zet am / are / is vooraan de zin.
Ontkennende vorm: zet not achter am / are / is in de zin. (aren't / isn't)

Slide 19 - Slide

Future: will
will + werkwoord
wanneer?
- aanbieden en beloftes
- aankondigen en besluiten
- voorspellingen zonder bewijs (of met veel twijfel)

Vragende vorm: zet will vooraan de zin.
Let op: bij I & we gebruik je niet will maar shall bij vraagzinnen!
Ontkennende vorm: zet not achter will in de zin. (won't)

Slide 20 - Slide

I love this music. I ___ buy the CD. (besluit)
A
am going to
B
is going to
C
will

Slide 21 - Quiz

If you need to make a call I ___ lend you my phone. (aanbod)
A
am going to
B
going to am
C
will

Slide 22 - Quiz

I ___ cook lasagne tonight. (plan)
A
am going to
B
is going to
C
will

Slide 23 - Quiz

Did you hear the news? There ___ be an earthquake! (voorspelling met bewijs)
A
are going to
B
will
C
is going to

Slide 24 - Quiz

They ___ a new computer. (get)

Slide 25 - Open question

I think my mother _____ this CD. (like)

Slide 26 - Open question

Paul's sister ____ a baby. (have)

Slide 27 - Open question

In 2025 people ____ more hybrid cars. (buy)

Slide 28 - Open question