SS-E05-2VMBO-KGT-Grammar theme 4

Grammar T 4
Tijdens het bespreken en oefenen van de grammatica is het belangrijk dat je zelf de inschatting maakt of je mee moet schrijven of niet. 
Het is je eigen verantwoordelijkheid.

Als je extra hulp vraagt van je docent, kan deze vragen naar je aantekeningen. 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammar T 4
Tijdens het bespreken en oefenen van de grammatica is het belangrijk dat je zelf de inschatting maakt of je mee moet schrijven of niet. 
Het is je eigen verantwoordelijkheid.

Als je extra hulp vraagt van je docent, kan deze vragen naar je aantekeningen. 

Slide 1 - Slide

Grammar Theme 4
1. Present perfect Voltooid tegenwoordige tijd

2. Future: Going to & will toekomende tijd

Slide 2 - Slide

Present Perfect 
Voltooid tegenwoordige tijd

Laila has played hockey since 2013.
I have won first prize!
Has someone stolen Priya's wallet?
Haily has not spoken to Kevin.
Raj has lived in that house since April.

Slide 3 - Slide

In het kort...
has / has + voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord:
- regelmatig werkwoord: werkwoord + ed
- onregelmatig werkwoord: derde rijtje op de lijst met onregelmatige werkwoorden (hier) of p. 161 in je tekstboek.

Slide 4 - Slide

Hoe maak je de present perfect?

Slide 5 - Open question

In het kort...
Wanneer gebruik je hem?
- Als je wil zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.
Raj has lived in that house since April.

- Als je wilt praten over ervaringen
I have never been to America.       She has already visitedLondon twice!

- Om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en je nu een resultaat merkt. 
Alexis feels sick. She has eaten too much.
Wanneer gebruik je hem?

- Als je wil zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.
Raj has lived in that house since April.


- Als je wilt praten over ervaringen
I have never been to America. She has already visited London twice!


- Om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en je nu een resultaat merkt.
Alexis feels sick. She has eaten too much.

Slide 6 - Slide

Vragen en ontkenningen
Vragen maken met de present perfect:
Zet have / has vooraan de zin. 
Has someone stolen Priya's wallet?

Ontkenningen maken met de present perfect:
Zet not achter have / has.
Haily has not spoken to Kevin.

Slide 7 - Slide

Zet om naar een vraagzin:
I have swum in the ocean.

Slide 8 - Open question

Zet om naar een ontkennende zin:
I have swum in the ocean.

Slide 9 - Open question

Denk eraan...
has / has + voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord:
- regelmatig werkwoord: werkwoord + ed
- onregelmatig werkwoord: derde rijtje op de lijst met onregelmatige werkwoorden (hier) of p. 161 in je tekstboek.

Slide 10 - Slide

Voorbeeld 1
The wedding ... already. (happen)

stap 1: have of has? the wedding = it. it has.
stap 2: is happen een onregelmatig werkwoord? Hij staat niet op de lijst, dus het is geen onregelmatig ww. Dan ww+ed.

The wedding has happened already.

Slide 11 - Slide

Voorbeeld 2
Yes, I ... my homework already. (do)

Stap 1: have of has? I = have. I have
Stap 2: is do een onregelmatig werkwoord? Hij staat wel op de lijst, dus het is onregelmatig ww. Neem het 3e rijtje. done

Yes, I have done my homework already.

Slide 12 - Slide

It ... all morning. I want it to stop.
A
have rain
B
have rained
C
has rain
D
has rained

Slide 13 - Quiz

This is by far the best movie I ... .
A
have ever watched
B
have watched ever
C
have ever watch

Slide 14 - Quiz

Laila ____ hockey since 2013. (play)

Slide 15 - Open question

I ___ the first prize! (win)

Slide 16 - Open question

My uncle ___ a golden coin with a metal detector. (find)

Slide 17 - Open question

_____ they _____ any goals yet? (score)

Slide 18 - Open question

Future: Going to & will 

toekomende tijd



I am going to visit my niece this week.

They will not buy a new house. 

Slide 19 - Slide

Future: Going to
am / are / is + going to + werkwoord.

wanneer?
- om aan te geven wat iemand van plan is te gaan doen
- voorspelling met bewijs (of heel veel zekerheid)

Vragende vorm: zet am / are / is vooraan de zin.
Ontkennende vorm: zet not achter am / are / is in de zin. (aren't / isn't)

Slide 20 - Slide

Future: will
will + werkwoord
wanneer?
- aanbieden en beloftes
- aankondigen en besluiten
- voorspellingen zonder bewijs (of met veel twijfel)

Vragende vorm: zet will vooraan de zin.
Let op: bij I & we gebruik je niet will maar shall bij vraagzinnen!
Ontkennende vorm: zet not achter will in de zin. (won't)

Slide 21 - Slide

I love this music. I ___ buy the CD. (besluit)
A
am going to
B
is going to
C
will

Slide 22 - Quiz

If you need to make a call I ___ lend you my phone. (aanbod)
A
am going to
B
going to am
C
will

Slide 23 - Quiz

I ___ cook lasagne tonight. (plan)
A
am going to
B
is going to
C
will

Slide 24 - Quiz

Did you hear the news? There ___ be an earthquake! (voorspelling met bewijs)
A
are going to
B
will
C
is going to

Slide 25 - Quiz

They ___ a new computer. (get)

Slide 26 - Open question

I think my mother _____ this CD.

Slide 27 - Open question

Paul's sister ____ a baby.

Slide 28 - Open question

In 2020 people ____ more hybrid cars.

Slide 29 - Open question