Lezen H1.3: Tekstverbanden

2E1: Lezen
H1.3: Tekstverbanden
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2E1: Lezen
H1.3: Tekstverbanden

Slide 1 - Slide

Noem de tekstverbanden die je al kent

Slide 2 - Mind map

Tekstverbanden
Opsommend: "Hij houdt van appels, peren en ook van bananen."
Tijdsvolgorde: "Elske trok haar jas aan voordat ze naar school ging."
Tegenstellend: "Jana studeert in Groningen, maar woont nog bij haar ouders in Venlo."
Uitleggend: "De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5."

Slide 3 - Slide

Tekstverbanden (2)
Redengevend: Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
Concluderend:  Het is dus belangrijk om regelmatig het huiswerk te controleren.
NIEUW: Vergelijkend: Mijn vader heeft bijna net zo'n lange baard als Sinterklaas. 

Slide 4 - Slide

Opsommend verband
Tijdsvolgorde
Tegenstellend verband
Uitleggend verband
Concluderend verband
Vergelijkend verband
Redengevend verband
Bijvoorbeeld
Dus
Ten slotte
Maar
Daarna
Omdat
Zoals
Daarentegen
Daarom
Verder

Slide 5 - Drag question


Elske trok haar regenjas aan voordat ze naar school vertrok. 
A
Opsommend
B
Tijdsvolgorde (chronologisch)
C
Concluderend
D
Vergelijkend

Slide 6 - Quiz


 Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
A
Opsommend
B
Uitleggend
C
Tegenstellend
D
Vergelijkend

Slide 7 - Quiz


We hebben Jan de Ried aangenomen vanwege zijn kennis van de markt. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als leidinggevende.
A
Opsommend
B
Vergelijkend
C
Uitleggend
D
Concluderend

Slide 8 - Quiz


Water is goed voor het menselijk lichaam. Het is dus zeer belangrijk om elke dag veel water te drinken.
A
Tijdsvolgorde
B
Uitleggend
C
Redengevend
D
Concluderend

Slide 9 - Quiz


Net als bij Nederlands is het bij Engels belangrijk dat je verbanden in een tekst kunt herkennen.
A
Tijdsvolgorde
B
Tegenstellend
C
Redengevend
D
Vergelijkend

Slide 10 - Quiz

En nu aan het werk...
Maken en nakijken:
Opdracht 5, 6, 7 en 8.

Slide 11 - Slide