H4 Formuleren foutieve beknopte bijzin (interactief)

Formuleren
  • nakijken 11, 12, 13
  • foutief beknopte bijzin (uitleg)
  • oefenen (via LessonUp)
  • in twee groepen werken
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Formuleren
  • nakijken 11, 12, 13
  • foutief beknopte bijzin (uitleg)
  • oefenen (via LessonUp)
  • in twee groepen werken

Slide 1 - Slide

Huiswerk - nakijken
6 Eigen antwoord; het eerste ‘wil’ is hulpwerkwoord, het tweede ‘wil’ is zelfstandig werkwoord; dus is de zin ongrammaticaal.
Ellen wil na de zomer verder studeren, maar Martha wil een jaar naar het buitenland.
7 Eigen antwoord; het eerste ‘is’ is hulpwerkwoord, het tweede ‘is’ is koppelwerkwoord, dus ongrammaticaal.
Mevrouw Krikke is op haar vijfentwintigste lerares geworden en is dat tot op de dag van vandaag.
8 Eigen antwoord; ik, Willem Steenbergen, vind het lelijk, maar het staat er wel zo; kijk maar naar de illustratie; het bord is te zien vanaf de A50, als je in noordelijke richting rijdt.
Liever: Zijn wasgoed bracht de vrijgezel altijd naar de Eper stomerij-wasserij.

Opdracht 11

1 leiden → leidt
2 zijn → is
3 worden → wordt
4 zullen → zal
5 voelden → voelde
6 protesteerden → protesteerde
7 heeft → hebben
8 zouden → zou

Slide 2 - Slide

Huiswerk - nakijken
6 Eigen antwoord; het eerste ‘wil’ is hulpwerkwoord, het tweede ‘wil’ is zelfstandig werkwoord; dus is de zin ongrammaticaal.
Ellen wil na de zomer verder studeren, maar Martha wil een jaar naar het buitenland.
7 Eigen antwoord; het eerste ‘is’ is hulpwerkwoord, het tweede ‘is’ is koppelwerkwoord, dus ongrammaticaal.
Mevrouw Krikke is op haar vijfentwintigste lerares geworden en is dat tot op de dag van vandaag.
8 Eigen antwoord; ik, Willem Steenbergen, vind het lelijk, maar het staat er wel zo; kijk maar naar de illustratie; het bord is te zien vanaf de A50, als je in noordelijke richting rijdt.
Liever: Zijn wasgoed bracht de vrijgezel altijd naar de Eper stomerij-wasserij.

Opdracht 12
1 De eurolanden moeten beter samenwerken en meer voor elkaar overhebben, omdat speculanten te veel invloed krijgen op de rente op staatsleningen, wanneer de landen dat niet doen.
2 Voorstanders van een verbod op gewelddadige games zijn van mening dat jongeren agressief gedrag gaan vertonen, als ze te veel tijd aan dit soort spellen besteden.
3 Mijn buurman bouwt een hoge schutting om zijn tuin, zodat zijn nieuwe vriendin, die een ware zonaanbidster is, daar in de zomer onbespied in de zon kan liggen als die omheining straks klaar is.
4 Veel hoogopgeleide mannen geven in dit onderzoek aan dat ze een gelukkiger gezinsleven zouden hebben, als zij het iets rustiger aan konden doen.
5 Theodore geeft al enkele maanden geen cent van zijn zakgeld meer uit, omdat hij de nieuwste iPad wil kopen, zodra hij voldoende geld heeft gespaard.

Slide 3 - Slide

Huiswerk - nakijken
6 Eigen antwoord; het eerste ‘wil’ is hulpwerkwoord, het tweede ‘wil’ is zelfstandig werkwoord; dus is de zin ongrammaticaal.
Ellen wil na de zomer verder studeren, maar Martha wil een jaar naar het buitenland.
7 Eigen antwoord; het eerste ‘is’ is hulpwerkwoord, het tweede ‘is’ is koppelwerkwoord, dus ongrammaticaal.
Mevrouw Krikke is op haar vijfentwintigste lerares geworden en is dat tot op de dag van vandaag.
8 Eigen antwoord; ik, Willem Steenbergen, vind het lelijk, maar het staat er wel zo; kijk maar naar de illustratie; het bord is te zien vanaf de A50, als je in noordelijke richting rijdt.
Liever: Zijn wasgoed bracht de vrijgezel altijd naar de Eper stomerij-wasserij.

1 Strikt genomen moet er ‘ik woon’ staan, omdat ik enkelvoud is en ‘ (mijn ouders) wonen’ meervoud, maar veel mensen zullen deze zin wel accepteren.
2 Goed.
3 enkelvoud/meervoud: niet correct
(Op deze ijsbaan wordt nog wel eens een marathon verreden, maar (er) worden geen allround kampioenschappen gehouden.)
4 Eigen antwoord, maar dit lijkt me aanvaardbaar
5 dit wordt in het algemeen correct gevonden, maar het is beter om ‘gebouwd’ te verplaatsen naar het eind van de zin.
6 Fout: het eerste ‘wil’ is hulpwerkwoord, het tweede ‘wil’ is zelfstandig werkwoord; dus is de zin ongrammaticaal.
Ellen wil na de zomer verder studeren, maar Martha wil een jaar naar het buitenland.
7 Fout: het eerste ‘is’ is hulpwerkwoord, het tweede ‘is’ is koppelwerkwoord, dus ongrammaticaal.
Mevrouw Krikke is op haar vijfentwintigste lerares geworden en is dat tot op de dag van vandaag.
8 Eigen antwoord

Slide 4 - Slide

Presentaties donderdag
1. Zoek een goede definitie van jullie fout/paragraaf
2. Zoek er twee duidelijke voorbeelden bij.
3. Zorg dat je meer informatie opzoekt,
zodat je de fout goed begrijpt en kunt uitleggen.
4. Leg jullie fout uit aan de rest van de klas voor het bord
(min. 1/max. 3 minuten)


Slide 5 - Slide

presentaties
onjuiste herhaling: Barbod + Robin
tautologie: Babiche + Maybritt
pleonasme: Sam + Mikail
contaminatie: Ruben + Paulo
dubbele ontkenning: Dominique + Britt
onjuist verwijswoord: Kim + Frederiek
onduidelijk verwijzen: Gaya + Indy
incongruentie: Rick + Simon + Luqa
dat/als-constructie: Percival + Luna
foutieve samentrekking: Roos + Vincent
foutieve beknopte bijzin: Isabella + Zoë
losstaand zinsgedeelte: Jasper + Lars
zinnen aan elkaar plakken: Rojus + Rob
onjuiste herhaling: Barbod + Robin
tautologie: Babiche + Maybritt
pleonasme: Sam + Mikail
contaminatie: Ruben + Paulo
dubbele ontkenning: Dominique + Britt
onjuist verwijswoord: Kim + Frederiek
onduidelijk verwijzen: Gaya + Indy
incongruentie: Rick + Simon + Luqa
dat/als-constructie: Percival + Luna
foutieve samentrekking: Roos + Vincent
foutieve beknopte bijzin: Isabella + Zoë
losstaand zinsgedeelte: Jasper + Lars
zinnen aan elkaar plakken: Rojus + Rob

Slide 6 - Slide

beknopte bijzin
1) wat is een bijzin?
2) wat is een samentrekking?
3) wat is een beknopte bijzin?
4) hoe maak je een goede beknopte bijzin?
5) Wanneer is een beknopte bijzin fout?

Slide 7 - Slide

bijzin

Slide 8 - Slide

bijzin
Een zin bestaat uit een pv en een ow.
In een hoofdzin staan pv en ow naast elkaar
in een bijzin staan pv en ow uit elkaar

HZ: Ik geef een feestje
(HZ +) BZ: Weet je dat ik een feestje geef?

Slide 9 - Slide

samentrekking

Slide 10 - Slide

samentrekking
als (een deel van) een woord is weggelaten:
zomer(kleding)- en winterkleding
Hij kocht een appel en (hij kocht) een ei
Zij studeert in Amsterdam en hij (studeert) in Groningen

Slide 11 - Slide

 beknopte bijzin

Slide 12 - Slide

beknopte bijzin
Een samengestelde zin (bijzin + hoofdzin) waarbij het onderwerp van de hoofdzin wordt samengetrokken/weggelaten/verzwegen in de (beknopte) bijzin. In een beknopte bijzin staat dus geen ow en ook geen pv
Het denkbeeldige ow moet hetzelfde zijn als het ow uit de hz. Als dat niet zo is, is de zin ongrammatical (=fout).

Beknopt: Fluitend ga ik naar school toe.
Onbeknopt: Terwijl ik aan het fluiten ben, fiets ik naar school.

Slide 13 - Slide

goede beknopte bijzin (3x)
met te + infinitief
vb.: Na het gat ontdekt te hebben waarschuwde hij de dijkbewaking.
met een voltooid deelwoord
vb.: Uit de wind gehouden kon hij de eindstreep halen.
met een onvoltooid deelwoord
vb.: Dromend van zijn vriendin liep hij tegen een lantaarnpaal.

Hoe zijn de zinnen als ze niet beknopt zijn? Wat is dan het onderwerp?

Slide 14 - Slide

ow in bijzin = ow in hoofdzin
met te + infinitief
vb.: Na het gat ontdekt te hebben waarschuwde hij de dijkbewaking. (nadat hij het gat ontdekte)
met een voltooid deelwoord
vb.: Uit de wind gehouden kon hij de eindstreep halen.
met een onvoltooid deelwoord
vb.: Dromend van zijn vriendin liep hij tegen een lantaarnpaal.

Slide 15 - Slide

ow in bijzin = ow in hoofdzin
met te + infinitief
vb.: Na het gat ontdekt te hebben, stroomde de dijk over.
met een voltooid deelwoord
vb.: Uit de wind gehouden, viel de kou mee.
met een onvoltooid deelwoord
vb.: Dromend van zijn vriendin, ging de lantaarnpaal uit.

Slide 16 - Slide

samengevat
1) wat is het ow van de hz?
2) is deze hetzelfde als de bz?
3) ja = grammaticaal / nee = foutief

Slide 17 - Slide

Zwervend door Finnmarken zocht Alfred naar kraters die door meteorieten waren veroorzaakt.
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quiz

Zwervend door Finnmarken bleken de meteorietkraters voor Alfred niet eenvoudig te vinden.
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quiz

Door de houten delen van het jacht elk jaar te lakken, kunnen paalworm en houtrot mijn schip niet bedreigen.
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quiz

Door de houten delen van het jacht elk jaar te lakken, bescherm ik mijn schip tegen bedreigingen als paalworm en houtrot.
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quiz

Eindelijk eerste geworden werd de naam van marathonloper op de zilveren beker gegraveerd.
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quiz

Eindelijk eerste geworden mocht de marathonloper zijn naam op de zilveren beker laten graveren.
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quiz

Zwoegend op een moeilijke toets ging de tijd een stuk sneller voorbij dan hij dacht.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quiz

Zwoegend op een moeilijke toets merkte hij dat de tijd een stuk sneller ging dan hij dacht.
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quiz

Na als acteur vele successen gevierd te hebben, bleek de schilderkunst van Jeroen Krabbé ook succesvol.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quiz

Na als acteur vele successen gevierd te hebben, bleek Jeroen Krabbé ook als schilder succesvol.
A
goed
B
fout

Slide 27 - Quiz

huiswerk
Vind je het lastig? 
Dan doen we klassikaal nog een paar oefeningen.

Heb je het door? Maak opdracht 17.

Slide 28 - Slide

foutief beknopte bijzin
De beknopte bijzin is fout als het samengetrokken onderwerp uit de bijzin niet hetzelfde onderwerp is als het onderwerp uit de hoofdzin. Bijvoorbeeld:
Zingend werden de aardappelen geschild.
Wat is het onderwerp uit de hoofdzin? de aardappelen
Wat is het onderwerp uit de beknopte bijzin? hij/zij?
Is dit hetzelfde? Ja -> Goed / Nee -> Fout

Slide 29 - Slide

foutief beknopte bijzin
Bedenk of het onderwerp van de hoofdzin en de bijzin hetzelfde zijn.

Slide 30 - Slide

Dromend van zijn vriendin liep hij tegen een lantaarnpaal.
Wat is het onderwerp uit de hoofdzin?
Wat is het onderwerp uit de bijzin?

Slide 31 - Slide

Dromend van zijn vriendin liep hij tegen een lantaarnpaal.
HZ: hij
BZ: hij
= hetzelfde
dus: goed!

Slide 32 - Slide

Net op tijd in het stadion aangekomen, liepen de supporters snel naar hun plaatsen.
onderwerp HZ:
onderwerp BZ:
hetzelfde?

Slide 33 - Slide

Net op tijd in het stadion aangekomen, liepen de supporters snel naar hun plaatsen.
onderwerp HZ: de supporters
onderwerp BZ: de supporters
hetzelfde? ja! 
dus: Goed!

Slide 34 - Slide

Zijn vriendin uitzwaaiend, verdween de bus uit het zicht.
A
Goed
B
Fout

Slide 35 - Quiz

In kennelijke staat van dronkenschap verkerend, vond de agent hem in de goot.
A
Goed
B
Fout

Slide 36 - Quiz

Huppelend van plezier, kwam het kind de klas binnen.
A
goed
B
fout

Slide 37 - Quiz

Lekker in onze stoelen liggend, dronken we het koude bier.
A
Goed
B
Fout

Slide 38 - Quiz

Na koffie te hebben gedronken in Hamburg, reed de bus richting Denemarken.
A
Goed
B
Fout

Slide 39 - Quiz

Kijkend uit het raam, viel plotseling een dakpan naar beneden.
A
goed
B
fout

Slide 40 - Quiz

Na drie uur gewacht te hebben, gingen de hekken eindelijk open
A
goed
B
fout

Slide 41 - Quiz

Na kampioen te zijn geworden, werden de spelers door het bestuur gefeliciteerd.
A
goed
B
fout

Slide 42 - Quiz

samengevat
1) wat is het ow van de hz?
2) is deze hetzelfde als de bz?
3) ja = grammaticaal / nee = foutief

Slide 43 - Slide

Huiswerk - nakijken
6 Eigen antwoord; het eerste ‘wil’ is hulpwerkwoord, het tweede ‘wil’ is zelfstandig werkwoord; dus is de zin ongrammaticaal.
Ellen wil na de zomer verder studeren, maar Martha wil een jaar naar het buitenland.
7 Eigen antwoord; het eerste ‘is’ is hulpwerkwoord, het tweede ‘is’ is koppelwerkwoord, dus ongrammaticaal.
Mevrouw Krikke is op haar vijfentwintigste lerares geworden en is dat tot op de dag van vandaag.
8 Eigen antwoord; ik, Willem Steenbergen, vind het lelijk, maar het staat er wel zo; kijk maar naar de illustratie; het bord is te zien vanaf de A50, als je in noordelijke richting rijdt.
Liever: Zijn wasgoed bracht de vrijgezel altijd naar de Eper stomerij-wasserij.

Opdracht 11

1 leiden → leidt
2 zijn → is
3 worden → wordt
4 zullen → zal
5 voelden → voelde
6 protesteerden → protesteerde
7 heeft → hebben
8 zouden → zou

Slide 44 - Slide