What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Woordenschat week 14
Woordenschat
Thema 4 week 14
1 / 31
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
31 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woordenschat
Thema 4 week 14
Slide 1 - Slide
Terugblik
Vorige week heb je een tekst gelezen. Dit was een stageverslag.
We hebben de volgende woorden besproken:
Gênant de blunder
Nerveus het leedvermaak
Brutaal de opluchting
Grotendeels het zelfvertrouwen
Definitief
Slide 2 - Slide
Vooruitblik
Vandaag behandelen we de woorden:
De chaos zich beperken
Ontkennen zich uitbreiden
Opgewonden zich vergissen
De (on)bekende
Uitproberen
Geruststellen
De beloning
Slide 3 - Slide
Zich beperken
Zich uitbreiden
Zich vergissen
Hij beperkte zich tot Nederland (en niet tot heel Europa)
Het bereidde zich uit tot Europa (en niet alleen tot Nederland)
Zij vergiste zich altijd (op dezelfde plek)
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Het interview ………. tot vragen over het laatste boek van de schrijver.
A
beperkt zich
B
vergist zich
C
bereid zich uit
Slide 6 - Quiz
De docent ……….. : niet Hua was te laat, maar Linh.
A
beperkt zich
B
vergist zich
C
bereid zich uit
Slide 7 - Quiz
Op stage
Lees het verhaal
in je werkboek
Slide 8 - Slide
De chaos
In het verhaal staat
'Tjonge, wat een chaos bij het winkelcentrum. Overal ligt papier en plastic op straat.'
Wat zal het woord chaos betekenen?
Slide 9 - Slide
Wat betekent het woord chaos?
A
alles schots en scheef door elkaar
B
afval
C
onzin
D
opgeruimd
Slide 10 - Quiz
De chaos
Betekenis:
Een situatie waarin dingen niet op hun plaats liggen of niet goed zijn georganiseerd.
Zin:
Op haar kamer is het altijd een ontzettende chaos.
Door de chaos rond de verkiezingen duurde het lang voordat het resultaat bekend was.
Slide 11 - Slide
Het woord 'chaotisch' is afgeleid van het woord....
A
otisch
B
chaos
C
gaos
Slide 12 - Quiz
Opgewonden
In het verhaal staat:
'Vraag het maar aan de groenteboer', zegt Hassan.
'Johnny is opgewonden. Hij durft het eigenlijk niet. De groenteboer is een bekende van hem'
Wat betekent opgewonden?
Slide 13 - Slide
Wat betekent het woord: opgwonden
A
je bent een beetje teleurgesteld
B
je bent een beetje zenuwachtig
C
je bent een beetje tevreden
D
je bent een beetje boos
Slide 14 - Quiz
Opgewonden
Bijvoeglijke naamwoord
Betekenis:
Iemand die opgewonden is, is zenuwachtig en druk
Zin:
Iedereen was opgewonden op de ochtend van het huwelijk.
Slide 15 - Slide
Ontkennen
In het verhaal staat:
'De winkeliers zullen ontkennen dat zij het hebben gedaan'
Wat zal het woord ontkennen betekenen?
Slide 16 - Slide
Wat betekent het woord: ontkennen
A
uitleggen
B
jezelf de schuld geven
C
zeggen dat het niet zo is
D
bekende
Slide 17 - Quiz
ontkennen
werkwoord
Betekenis:
Zeggen dat een uitspraak niet waar is
Zin:
De man ontkende dat hij het slachtoffer had geslagen
Slide 18 - Slide
Onmogelijk
In het verhaal staat:
'Het is onmogelijk om een schone stad te krijgen, maar alle beetjes helpen'
Wat betekent onmogelijk?
Slide 19 - Slide
Wat betekent: onmogelijk?
A
het gaat gewoon niet lukken
B
het gaat misschien lukken
C
het gaat makkelijk lukken
D
Het gaat zeker lukken
Slide 20 - Quiz
Onmogelijk
Bijvoeglijk naamwoord
Iets wat onmogelijk is ,kan niet gebeuren
Zin:
Na het ongeluk kon je onmogelijk nog met de auto rijden
Slide 21 - Slide
Ik voelde de zenuwen door m'n lijf gaan. Ik was redelijk....
A
onmogelijk
B
opgewonden
C
chaos
D
ontkennen
Slide 22 - Quiz
Het gaat gewoon niet lukken
A
onmogelijk
B
opgewonden
C
chaos
D
ontkennen
Slide 23 - Quiz
Het is een troep.
A
onmogelijk
B
opgewonden
C
chaos
D
ontkennen
Slide 24 - Quiz
Je bent een beetje zenuwachtig
A
onmogelijk
B
opgewonden
C
chaos
D
ontkennen
Slide 25 - Quiz
Zeggen dat het niet zo is
A
onmogelijk
B
opgewonden
C
chaos
D
ontkennen
Slide 26 - Quiz
Geruststellen
In het verhaal staat:
'Hassan wil de groenteboer geruststellen'
Wat bekent geruststellen?
Slide 27 - Slide
Wat betekent het woord: geruststellen?
A
Zorgen dat iedereen gaat rusten
B
zorgen dat iemand zich nergens mee bemoeid
C
zorgen dat iemand zich niet druk maakt om iets
D
zorgen dat iemand een vraag stelt
Slide 28 - Quiz
Geruststellen
werkwoord
Betekenis:
Zorgen dat iemand rustig wordt bij een moeilijk probleem of een moeilijke situatie
Zin:
Het gesprek met de minister kon de boze boeren niet geruststellen.
De arts stelde de patiënt gerust.
Slide 29 - Slide
Het kan absoluut niet
Het is een rotzooi
Het is helemaal niet waar!
Ik krijg er rode wangen van
Het komt goed.
Onmogelijk
De chaos
Ontkennen
Opgewonden
Geruststellen
Slide 30 - Drag question
Werkboek
Maak opdracht 1 uit je werkboek
Slide 31 - Slide
More lessons like this
Werkwoordspelling t.t.
September 2021
- Lesson with
21 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Gevoelens en eigenschappen
November 2021
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 7,8
Gevoelens en eigenschappen
September 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 7,8
Woordenschat thema 2 groep 7
October 2024
- Lesson with
21 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
WIND MEE: Gevoelens en eigenschappen
May 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 7,8
Gevoelens en eigenschappen
October 2021
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 7,8
Woordenschat thema verdwalen
April 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Hoofdstuk 7
July 2023
- Lesson with
22 slides
NT2
WO
Studiejaar 6