PROEFTOETS GD ETHIEK TOETSWEEK 3

MODULE GD ETHIEK 
LEER DE READER EN DE OEFENSTOF UIT DE STUDIEWIJZER! 
1 / 52
next
Slide 1: Slide
GodsdienstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

MODULE GD ETHIEK 
LEER DE READER EN DE OEFENSTOF UIT DE STUDIEWIJZER! 

Slide 1 - Slide

Toets
Informatie over de toets ethiek vind je in Magister onder Studiewijzers.
Lees de reader goed door en test jezelf! 

Slide 2 - Slide

Wat is een waarde?
A
Een leefregel
B
invoelend gedrag
C
Moreel juist handelen
D
Een ideaal om naar te streven in je leven

Slide 3 - Quiz

Een norm is...
A
dat wat jij goed of fout vindt.
B
altijd voor iedereen geldig
C
Een praktische morele regel
D
altijd een wet.

Slide 4 - Quiz

Ik ga niet roken, want dan krijg ik 1000 euro van mijn ouders.
A
plichtethiek
B
doelethiek
C
deugdethiek
D
een waarde om naar te streven

Slide 5 - Quiz

Ik wil geen abortus, want ieder leven is kostbaar
A
plichtethiek
B
doelethiek
C
een waarde om na te streven
D
een praktische norm

Slide 6 - Quiz

een handeling is juist als je daardoor geestelijke rust krijgt op de lange termijn
A
plichtethiek
B
doelethiek
C
ongeschreven norm
D
deel van moraal

Slide 7 - Quiz

een handeling is juist wanneer je daarbij rekening houdt met de ander
A
plichtethiek
B
doelethiek
C
deugdenethiek
D
moreel invoelbaar

Slide 8 - Quiz

Ik wil perse rijk worden: zelfs als dat mij mijn relatie kost
A
plichtethiek
B
doelethiek

Slide 9 - Quiz

een handeling is juist als die het grootste goed voor de grootste groep oplevert. (bentham)
A
plichtethiek
B
doelethiek

Slide 10 - Quiz

een handeling is juist wanneer je een betere wereld krijgt als iedereen zo zou handelen
A
plichtethiek
B
doelethiek

Slide 11 - Quiz

"De veiligheid van onze medewerkers staat voorop'
A
Hier is sprake van een norm
B
Hier is sprake van een waarde
C
Hier is sprake zowel van een norm als van een waarde
D
Hier is sprake van noch een norm noch een waarde

Slide 12 - Quiz

"Dit jaar mag bepaald vuurwerk niet verkocht worden'
A
Hier is sprake van een norm
B
Hier is sprake van een waarde
C
Hier is sprake zowel van een norm als van een waarde
D
Hier is sprake van noch een norm noch een waarde

Slide 13 - Quiz

Wie is de grondlegger van het hedonisme?
A
Epicurus
B
Mill
C
Bentham
D
Kant

Slide 14 - Quiz

Hedonè betekent
A
groot
B
goed
C
geluk
D
genot

Slide 15 - Quiz

Wat vindt het Utilisme vooral belangrijk
A
eerlijkheid
B
vriendschap
C
geluk
D
welvaart

Slide 16 - Quiz

Utilisme heeft oog voor...
A
het individu
B
de vrijheid
C
geluk voor iedereen
D
belang van de meerderheid

Slide 17 - Quiz

Verschil Bentham en Stuart Mill.....
A
kwaliteit van geluk
B
hoeveelheid geluk
C
verlangens belangrijker dan geluk
D
definitie geluk

Slide 18 - Quiz

Hedonisme en Utilisme zijn vormen van
A
doel ethiek
B
pragmatische ethiek
C
plicht ethiek
D
zuivere ethiek

Slide 19 - Quiz

Kant. Welk begrip is niet van toepassing
A
Plicht
B
categorisch imperatief
C
Verlichting
D
mens als middel

Slide 20 - Quiz

Bij Levinas gaat het niet om
A
alleen verantwoordelijkheid
B
puur de medemens
C
alleen de Ander
D
besef van plicht t.o.v de ander vanuit de Ander

Slide 21 - Quiz

Op ethische vragen kun je niet een kant en klaar antwoord geven
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Wat is ethiek?
A
geeft pasklare antwoorden op moeilijke vragen
B
geeft antwoorden die te bewijzen zijn
C
een onderdeel van de filosofie
D
wordt alleen besproken door medici

Slide 23 - Quiz

Wat is moraal ?
A
dat zijn de gedragsregels waar we ons aan moeten houden
B
ideeën die we hebben over ons gedrag
C
ideeën die we hebben over wat we waardevol vinden
D
het geheel van waarden en normen dat ons handelen richting geeft

Slide 24 - Quiz

welke uitspraak is het beste?
A
het gaat bij ethiek over je eigen mening
B
Het gaat bij ethiek over het filosofisch benaderen van een vraag over goed en kwaad

Slide 25 - Quiz

ethische oordelen zijn altijd voorlopig
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Geef de betekenis van Ethiek als het dieren-welzijn betreft
A
op verantwoorde wijze omgang met dieren waardoor de dieren geen stress ervaren
B
stress vrij omgaan met dieren
C
normatief-ethische reflectie over moreel verantwoorde omgang met dieren
D
moreel verantwoorde omgang met dieren

Slide 27 - Quiz

Van welke discipline wordt ethiek als onderdeel gezien?
A
De wetenschap vd Filosofie
B
Pedagogiek
C
Orthopedagogiek
D
Geen van bovenstaande antwoorden namelijk....

Slide 28 - Quiz

Normen en waarden die wij belangrijk vinden noemen we samen .......
Zaken die wij belangrijk vinden noemen we ........
Gedragsregels noemen we ......
Het denken over moraliteit noemen we ......
Ethiek
Normen
Waarden
Moraal

Slide 29 - Drag question

Welke uitspraak over Ethiek is de meest juiste?
A
Het gaat bij ethiek vooral over je eigen mening over iets
B
Het gaat bij ethiek over het filosofisch benaderen van een vraag over goed en kwaad
C
Het gaat bij ethiek over wat waar en wat niet waar is
D
Het gaat bij ethiek over belangrijk en onbelangrijk

Slide 30 - Quiz

Wat is geen intrinsieke waarde?
A
liefde
B
geld
C
goedheid
D
vriendelijkheid

Slide 31 - Quiz

Wat betekent (denk je) het woord "utilisme"?
A
zingeving
B
doel
C
moreel handelen
D
nuttig

Slide 32 - Quiz

Benthams slogan was 'the greatest happiness for...':
A
me
B
he/she who does an action
C
the greatest number
D
all human beings

Slide 33 - Quiz

Kan volgens het utilisme een 'leugentje om bestwil' toegestaan zijn?
A
Ja, zolang je door te liegen het totale nut in de wereld vergroot.
B
Nee, liegen is altijd verkeerd ook al is je motief juist.

Slide 34 - Quiz

Is volgens het utilisme een ongelijke verdeling van welvaart toegestaan?
A
Nee, de welvaart moet altijd evenredig worden verdeeld.
B
Ja, zolang daardoor het totale nut in de wereld toeneemt.

Slide 35 - Quiz

Wat is een ethisch dilemma?
A
Een situatie waarbij iemand verschillende keuzes tot handelen heeft die altijd verschillende waarden bevat.
B
Een situatie waarbij onwenselijke situaties zorgen voor verschillende meningen.
C
Een situatie waarbij iemand een andere mening heeft waardoor er een ruzie ontstaat.
D
Een situatie waarbij iemand maar één keuze tot handelen had, met een onderliggende waarde.

Slide 36 - Quiz

'Teleos betekent..

Slide 37 - Open question

o

Slide 38 - Slide

Volgens de gevolgethiek
A
grijp je in.
B
doe je niets.

Slide 39 - Quiz

De uitspraak: 'Je moet in het gelaat van de ander kijken' hoort bij
A
Immanuel Kant
B
Bentham
C
Levinas

Slide 40 - Quiz

De uitspraak: 'Mens is doel en geen middel' hoort bij
A
Immanuel Kant
B
Bentham
C
Levinas

Slide 41 - Quiz

De uitspraak: 'Doe niets, dat niet door alle mensen gedaan kan worden' hoort bij
A
Immanuel Kant
B
Bentham
C
Levinas

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Slide

Vanuit de plichtethiek zal iemand
A
ingrijpen
B
niet ingrijpen

Slide 44 - Quiz

Plichtethiek
Utilisme
Levinas
Kant
Bentham

Slide 45 - Drag question

Het 'eet-geen-snoepje-uit-de-Kruidvat-bak-voorbeeld' hoort bij
A
Bentham
B
Levinas
C
Kant

Slide 46 - Quiz

Het kenmerk 'grootste groep heeft profijt van de keuze' hoort bij
A
Utilisme
B
Plichtethiek
C
Deugdethiek

Slide 47 - Quiz

Binnen deugdethiek zijn de volgende kenmerken van belang...
A
deugd, rust, structuur, regelmaat
B
deugd, regelmaat, structuur, vooruitgang
C
deugd, voorbeeld, rust, regelmaat
D
deugd, regelmaat, structuur, voorbeeld

Slide 48 - Quiz

Binnen de deugethiek gaat het vooral om
A
Het juiste doen vanuit jezelf.
B
Profijt voor zoveel mogelijk mensen.
C
De deugden van de ander vooropstellen.
D
Structureel gedrag, dat het zijn vormt.

Slide 49 - Quiz

Christelijke ethiek wordt gekenmerkt door
A
de plicht
B
structureel werken
C
het gevolg
D
waar je de Norm vandaan haalt

Slide 50 - Quiz

Levinas
Kant
Bentham
Deugdethiek
christelijke ethiek
de Ander zien
De ander is doel en geen middel
Gevangenschap moet ook opvoeding zijn
Zie God in de medemens
voorbeeldfiguur
onvoorwaardelijke liefde

Slide 51 - Drag question

Slide 52 - Slide