1.2 Economie en geld

1.2 Economie en Geld
Je leert in deze paragraaf:
- over ruil en het ontstaan van geld 
- welke soorten geld we gebruiken
- hoe je met verschillende soorten geld kunt betalen
- Hoe je kunt berekenen hoeveel geld er op je bankrekening staat. 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.2 Economie en Geld
Je leert in deze paragraaf:
- over ruil en het ontstaan van geld 
- welke soorten geld we gebruiken
- hoe je met verschillende soorten geld kunt betalen
- Hoe je kunt berekenen hoeveel geld er op je bankrekening staat. 

Slide 1 - Slide

Wat is de juiste notatie?
A
10.0000
B
100.000
C
1.00000
D
100000

Slide 2 - Quiz

Hoe rond je 76,89534 af op 1 decimaal?
A
77,0
B
76,9
C
76,7
D
76,80

Slide 3 - Quiz

Waar/Niet Waar:
Een consument maakt producten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Hoe komen we aan geld? (pagina 16) 

Lezen:  Hoe komen we aan geld? 

Directe ruil:  een product ruilen voor een ander product
Indirecte ruil: een product ruilen voor geld

Slide 5 - Slide

Hoe komen we aan geld? (pagina 16) 

Opdracht: maken opdracht 1, 2 en 3
Hoe:  alleen of met je buurman/ buurvrouw
fluisterend overleg
Tijd:  5 minuten en dan bespreken
Eerder klaar:  lees de tekst "Soorten geld"  op pag. 17 


Slide 6 - Slide

Soorten geld (p. 17) + Hoe betaal je (p. 19)
Lezen:  Soorten geld (p. 17) 
Chartaal geld:  munten en bankbiljetten  
Giraal geld:  geld op je bankrekening

Lezen: Hoe betaal je (p.19)
Contant betalen:  met munten en bankbiljetten
Elektronisch betalen: met bankpas, telefoon, smartwatch, app

Slide 7 - Slide

Soorten geld (p. 17) + Hoe betaal je (p. 19)

Slide 8 - Slide

Opdracht 1. Hoe noem je het soort geld dat je op de rechter foto ziet?
A
Chartaal geld
B
Giraal geld

Slide 9 - Quiz

Opdracht 2. Hoe noem je het soort geld dat je op de rechter foto ziet?
A
Chartaal geld
B
Giraal geld

Slide 10 - Quiz

Soorten geld (p. 17) + Hoe betaal je (p. 19)
Opdracht: maken opdracht  7, 9, 10, 13 en 15
Hoe: alleen of met je buurman/ buurvrouw
fluisterend overleg
Tijd:  8 minuten en dan bespreken
Eerder klaar: lees de tekst "Hoeveel staat er op je rekening? en formule saldo berekening op pag. 20 & 21

Slide 11 - Slide

Rekenen

Slide 12 - Slide

Saldo
Het bedrag dat op je bankrekening staat is je saldo

Via een bank-app kun je je saldo zien. 

Slide 13 - Slide

Saldo berekenen
Saldo
  • Het geld wat op jou bankrekening staat​


Berekening nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten uitgaven

Voorbeeld: Sem heeft € 25,00 op zijn bankrekening staan. Hij ontvangt €15,- en geeft €35,- uit. Wat is Sem zijn nieuwe saldo?

Slide 14 - Slide

Je oude saldo is €100. Je ontvangt €10 en betaalt €5,-. 
Wat is je nieuwe saldo?


Maak opdracht 16 & 17.     

Slide 15 - Slide

Huiswerk
Afmaken opgaven  16 en 17 op p. 21

Slide 16 - Slide

Afsluiting
Check jezelf, heb jij de lesdoelen behaald? 

Wat ging er goed tijdens de les ?        

Wat kan nog beter ?    

Slide 17 - Slide