FPZ Hart QUIZ

 QUIZ
FPZ Hart
1 / 42
next
Slide 1: Slide
WelzijnMiddelbare schoolMBOStudiejaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

 QUIZ
FPZ Hart

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoe ontstaat een embolie?
A
Door een bloedpropje die doorschiet naar je longen vanuit de benen
B
Door een bloedpropje vanuit je nieren
C
Door een bloedpropje die vastzit in je hersenen
D
Door een bloedpropje die doorschiet vanuit je hart

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Welke onderdelen in ons lichaam zijn extra gevoelig voor zuurstof tekort? (2 antwoorden)
A
hersenen
B
benen
C
lever
D
spieren

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noemen we de spierlaag van ons hart?
A
Myocard
B
Hartweefsel
C
Endocard
D
Atrium

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer moet men simvastatine het beste innemen?
A
's morgens
B
maakt niet uit als het maar iedere dag wordt ingenomen
C
's avonds
D
's middags

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een bekende bijwerking van een statine?
A
Duizeligheid
B
Hoofdpijn
C
Spierpijn
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is waar over Amlodipine?
A
Het is een vaatverwijder
B
Je kan er hoofdpijn van krijgen als bijwerking
C
Je kan er perifeer oedeem van krijgen als bijwerking
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Aan welke medicijn combinatie kan je zien dat iemand mogelijk last heeft van hartfalen?
A
Amlodipine+HCT+Valsartan
B
Enalapril+Furosemide+Metoprolol
C
Valsartan+propranolol+spironolacton
D
Alle combinaties zijn mogelijk bij hartfalen

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is hartfalen?
A
Een aandoening waarbij het hart te snel klopt
B
Een aandoening waarbij het hart te langzaam klopt
C
Een aandoening waarbij het hart niet voldoende bloed kan rondpompen
D
Een aandoening waarbij het hart regelmatig overslaat

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke medicijnen moet je een patient die wil stoppen met roken doorsturen naar de behandelaar?
A
ace-remmer
B
Insuline
C
betablokker
D
geen van alle

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is hypotensie?
A
hoog cholesterol
B
lage bloeddruk
C
overgewicht
D
ader verkalking

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kan roken bijdragen aan het risico op een beroerte?
A
Verbetert de longfunctie
B
Veroorzaakt aderverkalking
C
Verlaagt de bloeddruk
D
Verhoogt het goede cholesterol

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is angina pectoris?
A
Een ander woord voor een hartinfarct
B
Een ander woord voor benauwdheid
C
Een ander woord voor pijn op de borst
D
Een ander woord voor verhoogd cholestorol

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke groep medicijnen kan je last hebben van een prikkelhoest?
A
Calciumantagonisten
B
ACE remmers
C
Betablokkers
D
AT II antagonisten

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een bekende bijwerking van beta-blokkers?
A
veel plassen
B
prikkelhoest
C
aankomen
D
vermoeidheid

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welk medicijn is de eerste keus bij zwangerschapshypertensie
A
Furosemide
B
Methyldopa
C
Valsartan
D
Diazepam

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welk orgaan speelt oa. een rol bij het regelen van je bloeddruk?
A
de bloedvaten
B
de nieren
C
het hart
D
het sympatisch zenuwstelsel

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat houdt atriumfibrilleren in?
A
Te snelle hartslag
B
Niet goed functioneren van de atriums
C
Te trage hartslag
D
Niet goed functioneren van de boezems

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de oorzaak van atriumfibrilleren?
A
lage bloeddruk
B
hoge bloeddruk
C
Normale werking van de sinusknoop
D
bacteriele infecties

Slide 19 - Quiz

Oorzaken
Oorzaken en risicofactoren zijn:
Familiegeschiedenis
Abnormale structuur van het hart of aantasting van het hart die bij de geboorte al aanwezig is of in de loop van het leven ontstaat
Afwijkende werking van de natuurlijke pacemaker van het hart, de sinusknoop
Hoge bloeddruk
Hartaanvallen
Coronaire hartziekte of ziekte van de bloedvaten van het hart
Abnormale hartkleppen
Stofwisselingsstoornissen zoals overactieve schildklier (hyperthyreoïdie), suikerziekte (diabetes)
Blootstelling aan stimulerende middelen waaronder bepaalde geneesmiddelen en tabak
Eerder doorgemaakte hartoperatie
Stress
Slaapapneu of slaapstoornissen
Longziekten en nierziekten
Virale infecties
Obesitas
Alcoholgebruik
Welke beta-blokker is selectief?
A
sotalol
B
metoprolol
C
propranolol
D
atenolol

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn bekende bijwerkingen van nitroglycerine?
A
Hartkloppingen en benauwdheid
B
Obstipatie en duizeligheid
C
Blauwe plekken en huidreacties
D
Hoofdpijn en orthostatische hypotensie

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke aandoening wordt isosorbidedinitraat gebruikt?
A
Herseninfarct
B
Angina pectoris
C
Hartritmestoornis
D
hartfalen

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de werking van nitroglycerine?
A
De instroom van calciumionen in het hart wordt beperkt, waardoor de samentrekkingen minder krachtig verlopen
B
De instroom van calcium in de hartspiercellen neemt toe, waardoor de contractiekracht van het hart toeneemt
C
Door binding op de beta-receptoren neemt onder andere de hartfrequentie af en wordt de zuurstofbehoefte van de hartspier beperkt
D
Het ontspant de gladde spiercellen in de bloedvaten, waardoor de (slag)aders verwijden

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de oorzaak van angina pectoris?
A
De kransslagader is afgesloten ten gevolge van atherosclerose
B
De kransslagader is vernauwd ten gevolge van atherosclerose
C
De kransader is afgesloten ten gevolge van atherosclerose
D
De kransader is vernauwd ten gevolge van atherosclerose

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een tia?
A
hersenbloeding
B
hartaanval
C
tijdelijke uitval in de hersenen
D
herseninfarct

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Fraxiparine is een?
A
Trombolytica
B
Tromboseaggregatieremmer
C
DOAC
D
VIT K antagonist

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat doet clopidogrel?
A
het is een bloedplaatjesremmer
B
het zorgt ervoor dat het bloed eerder stolt
C
behandelt gevormde stolsels
D
geen van alle

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Onder welke groep valt Valsartan?
A
beta-blokker
B
calciumantagonist
C
nitarten
D
a2-antagonisten (arbs)

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Welke middelen zijn gecontra-indiceerd bij Astma patiënten?
A
selectieve beta-blokkers
B
ace-remmers
C
niet selectieve beta-blokkers
D
calcium-antagonisten

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Furosemide is een?
A
thiazide diuretica
B
lisdiuretica
C
kaliumsparende diuretica
D
geen van alle

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Waarom nsaid's gecontra-indiceerd bij hartfalen?
A
Ze beïnvloeden de prostaglandine waardoor men maagklachten krijgt
B
Ze beïnvloeden de nieren waardoor men meer vocht vasthoud
C
Ze hebben teveel bijwerkingen
D
Ze zorgen ervoor dat de plastabletten niet werken

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Statine samen met grapefruit sap zorgt ervoor
A
Dat de statine niet goed werkt
B
Dat de statine sterker werkt
C
Dat de statine helemaal niet werkt
D
Dat de bijwerking spierpijn minder wordt

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een kenmerk van digoxine?
A
smalle therapeutische breedte
B
wordt ook gebruikt bij hypertensie
C
heeft als bijwerking darmklachten
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

welk middel heeft een interactie met acenocoumarol/fenprocoumon?
A
ketoconazol
B
miconazol
C
clotrimazol
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

te weinig kalium in het bloed kan het volgende veroorzaken?
A
hartinfarct
B
nierfalen
C
hartritmestoornissen
D
hersenbloeding

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Welk stofje speelt een rol bij roken
A
Adrenaline
B
Dopamine
C
Cortisol
D
Coffeine

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

acenocoumarol/fenprocoumon kunnen worden vervangen door
A
fraxiparine
B
Pradaxa
C
aspirine
D
allemaal

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Verapamil is een ?
A
ace remmer
B
anti aritmica
C
bloedverdunner
D
calciumantagonist

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Flecainide is een?
A
bloedverdunner
B
antiaritmica
C
antihypertensiva
D
diuretica

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Hoe worden Innohep/Fraxiparine/Fraxodi ook wel genoemd?
A
DOAC's
B
NOAC's
C
LMWH's
D
VKA's

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de grens van hoge bloeddruk?
A
120/80
B
130/90
C
140/90
D
110/70

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een ander woord voor Atherosclerose?
A
hartkramp
B
hartfalen
C
hogebloeddruk
D
aderverkalking

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions