V5: Chapitre 4, Cours 15 ('wat' en français)

Bonjour !
  • Si tu vas faire des auto-études, mets-toi au fond de la salle.

  • Si tu participes à l'instruction supplémentaire, mets-toi près du tableau. 

  • En tout cas : prends les nécessités (cahier, ordinateur)
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour !
  • Si tu vas faire des auto-études, mets-toi au fond de la salle.

  • Si tu participes à l'instruction supplémentaire, mets-toi près du tableau. 

  • En tout cas : prends les nécessités (cahier, ordinateur)

Slide 1 - Slide

Programme
  • Objectif : Tu as mieux appris pour le test.

  • Études autonomes
  • Le mot "wat" en français. 

Slide 2 - Slide

Ce cours
Auto-études
Le mot "wat" en français.
Wat?
- Je bent zelf aan het studeren voor de toets Frans. Je bent stil aan het werk, en laat mij voor vertrek zien wat je gedaan hebt!
Wat?
- We herhalen de vertalingen van het woord wat.
Hulp?
- Gebruik het boek / online sites.
Hulp?
- Vraag mij om hulp / luister mee.
Klaar?
- Maak de oefentoets / begin met het volgende stukje toetsstof.
Klaar?
- Ga leren voor de toets Frans.

Slide 3 - Slide

Le mot "wat" en français:
Kijk naar de volgende vraagzinnen. Wat is het verschil tussen zinnen met "qu'est-ce qui", qu'est-ce que" en "que"?

  1. Qu'est-ce qui te plait à l'école ?
  2. Qu'est-ce que tu as comme hobby ?
  3. Que avez-vous fait l'aujourd'hui ?

Slide 4 - Slide

Le mot "wat" en français:
Kijk naar de zinnen. Wat is het verschil tussen zinnen met "ce qui" en "ce que" ?

  1. Ce qui est la plus importante, c'est la récré.
  2. Ce que je déteste, ce sont les examens.

Slide 5 - Slide

Le mot "wat" en français.
  • Er zijn vijf vormen van "wat" die je kennen moet voor de toets. Drie daarvan kunnen in een vraagzin voorkomen.

  • qu'est-ce qui (als je naar een onderwerp vraagt, wordt gevolgd door een werkwoord) 
  • qu'est-ce que/qu' (als je naar een lijdend voorwerp vraagt, gevolgd door een onderwerp)
  • que (als je naar een lijdend voorwerp vraagt, gevolgd door inversie)

Slide 6 - Slide

Le mot "wat" en français.
  • Er zijn vijf vormen van "wat" die je kennen moet voor de toets. Twee daarvan kunnen in een normale zin voorkomen. Beide kun je vertalen met "dat wat".

  • Ce qui (als je nadruk legt op het onderwerp, gevolgd door een werkwoord)
  • Ce que/qu' (als je nadruk legt op het lijdend voorwerp, gevolgd door een onderwerp) 

Slide 7 - Slide

Le mot "wat" en français
  • Hoe kies je de juiste vorm?

    1. Bepaal of het een vraagzin of gewone zin is.
    2. Vraagzin? -> check of na "wat" een werkwoord, onderwerp of een inversie staat.
    3. Normale zin? -> check of na "wat" een werkwoord of een onderwerp staat.

Slide 8 - Slide

Le mot "wat" en français
Vraagzin, gevolgd door ww
Qu'est-ce qui
Vraagzin, gevolgd door ow
Qu'est-ce que/qu'
Vraagzin, inversie
Que

Gewone zin, gevolgd door ww
Ce qui
Gewone zin, gevolgd door ow
Ce que

Slide 9 - Slide

Le mot "wat" en français
_____________ tu détestes le plus ?
1. Het is een vraagzin.
2. "tu" is een onderwerp. Er is geen inversie.
3. Je gebruikt "qu'est-ce que", omdat er na "wat" een onderwerp staat, het een vraagzin is, en geen inversie is.

Qu'est-ce que tu détestes le plus ? 

Slide 10 - Slide

Le mot "wat" en français
_________ m'intéresse, c'est l'histoire.

1. Het is een normale zin. 
2. Het woord na "wat" is een werkwoord (laat je niet afleiden door het wederkerend voornaamwoord).
3. Je gebruikt "Ce qui", want gewone zin en gevolgd door een werkwoord.

Ce qui m'intéresse, c'est l'histoire. 

Slide 11 - Slide

Vul de juiste vorm van 'wat' in:
  • Kies uit qu'est-ce qui, qu'est-ce que/qu' que, ce qui, of ce que.

    1. ___________ je trouve fantastique, ce sont des pulls.
    2. __________ devons-nous faire ?
    3. _____________ te dérange ?
    4. ______________ est pratique, c'est gérer son argent.

Slide 12 - Slide

Vul de juiste vorm van 'wat' in:
  • 1. Ce que je trouve fantastique, ce sont des pulls.

    2. Que devons-nous faire ?

    3. Qu'est-ce qui te dérange ?

    4. Ce qui est pratique, c'est gérer son argent.

Slide 13 - Slide

Le mot "wat" en français
  • Y a-t-il des questions ? 

Slide 14 - Slide

Au travail !
Quoi?
Leren voor de toets
Avec qui?
Alleen.
Besoin d'aide?
Iets onduidelijk, vraag het dan.
Temps?

Pourquoi?
Om te oefenen voor de toets.
Fini?
Maak de oefentoets
timer
1:00

Slide 15 - Slide

Programme
  • Objectif : Tu as mieux appris pour le test.

  • Études autonomes - ✔
  • Le mot "wat" en français. - ✔

Slide 16 - Slide

Le prochain cours...
...Examenteksten VWO (samen maken)

  • Devoirs :
    - Bereid de toets voor
    - Neem je vragen mee naar de les

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide