This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Par 3.1 Samen sterk
Slide 1 - Slide
Lezen
Lezen paragraaf 3.1 Samen sterk, blz 41 en 42
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
- Je weet wat de arbeiders deden om hun omstandigheden te verbeteren.
- Je weet wat een vakbond is en wat een vakbond doet.
- Je weet wat een staking is en hoe de arbeiders hun werkgevers daarmee onder druk zetten.
- Je weet waar de socialisten en confessionelen voor staan tijdens de industriële revolutie.
- Je kent de begrippen: vakbond, confessionelen, socialisten.
Slide 3 - Slide
Quiz
Maar eerst gaan we kijken wat jullie nog weten van de vorige lessen..
Slide 4 - Slide
Welk land nam Willem I als voorbeeld als het gaat om industrialisatie?
A
Belgie
B
Duitsland
C
Engeland
D
VS
Slide 5 - Quiz
Wat hoort niet bij Willem I?
A
Kanalen
B
Luchtvaart
C
Spoorwegen
D
Textielindustrie
Slide 6 - Quiz
Wie bedacht de stoommachine?
A
Thomas Newcomen
B
James Watt
C
Albert Einstein
D
Arjen Robben
Slide 7 - Quiz
In welk jaar reed eerste trein in Nederland?
A
1838
B
1839
C
1841
D
1849
Slide 8 - Quiz
Welk begrip hoort er bij: mensen trokken van het platteland naar de stad.
A
Urbanisatie
B
Suburbanisatie
C
Industrialisatie
D
Infrastructuur
Slide 9 - Quiz
Voor industrialisatie
Na industrialisatie
Sleep de kenmerken naar het juiste vak.
arbeidsdeling
Huisnijverheid
stoommachines
Landbouwsamenleving
windkracht, waterkracht
Steden ontstaan
Slide 10 - Drag question
Mindmap
Pen en schrift op tafel, we gaan een mindmap maken over deze paragraaf.
Slide 11 - Slide
Herhalen
Koninkrijk der Nederlanden
Willem I
Industriële Revolutie
Infrastructuur
Veranderingen
Arbeidsomstandigheden
Wonen in de stad
Slide 12 - Slide
Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)
Slide 13 - Slide
Samen sterk
De arbeiders gingen zich organiseren in vakbonden.
Samen sta je sterk.
Arbeiders gingen protesteren tegen de slechte werkomstandigheden.
Slide 14 - Slide
Vakbond
Een vakbond organiseerde stakingen en oefende druk uit op de fabriekseigenaren.
Mensen sloten zich aan bij een vakbond die bij hen past.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Slide
Verschillen
Het was lastig om de arbeiders te verenigen. Er waren in Nederland verschillende politieke stromingen zoals de confessionelen, liberalen en de socialisten.
Slide 18 - Slide
Socialisten
De socialisten richten hun eigen vakbond op. Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is, de inkomensverschillen moeten zo klein mogelijk zijn en de overheid moet veel meer doen om de arbeiders te helpen.
Slide 19 - Slide
Confessionelen
Ook de protestanten en katholieken richten hun eigen vakbonden op. Deze vakbonden waren minder fel dan die van de socialisten.
Slide 20 - Slide
Onder druk
Bij een staking legden arbeiders het werk dan massaal neer.
De fabrikant kon dan meestal niks anders doen dan luisteren of iedereen massaal ontslaan.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Quiz
Eens kijken wie er goed heeft opgelet..
Slide 23 - Slide
Welk standpunt hoort en bij de socialisten?
A
De overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met de economie
B
De overheid moet de zwakkeren helpen en ze beschermen met wetten
C
Het land moet geregeerd worden met de Bijbel
D
Alles moet bij het oude blijven
Slide 24 - Quiz
Welk middel kan een vakbond inzetten om een werkgever onder druk te zetten?
A
Sabotage
B
Staking
C
Stemming
D
Ontslag nemen
Slide 25 - Quiz
Wat hoort niet bij de arbeidsomstandigheden tijdens de industriële revolutie?
A
Lange dagen
B
Lage lonen
C
CAO
D
Onveilig werk
Slide 26 - Quiz
Welke twee groepen vallen er onder de confessionelen?