H6 - werkwoordsvormen en werkwoordstijden

H6 - spelling werkwoorden
Over werkwoordsvormen en werkwoordstijden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H6 - spelling werkwoorden
Over werkwoordsvormen en werkwoordstijden

Slide 1 - Slide

Planning van de les:
- lesdoel
- voorkennis ophalen
- instructie
- starten met verwerken
- afronden
-Zwanenmeer 

Slide 2 - Slide

Lesdoel:
Ik kan de verschillende werkwoordsvormen en werkwoordstijden herkennen en benoemen. 

Slide 3 - Slide

Wat weet je al?
- infinitief?                                                           Gebruik het woord:
- pvtt?                                                                     lachen
- pvvt?
- vd?
- od?


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Werkwoordsvormen
infinitief - lachen                                                          
pvtt -  ik lach, jij lacht, wij lachen                                                                
pvvt - lachte, lachten
vd - gelachen 
od - lachend

Probeer het nu zelf met: lopen

Slide 6 - Slide

Werkwoordstijden
- Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
Guus maakt een tekening 
Rosa komt op bezoek. 
- Onvoltooid verleden tijd (vtt)
Guus maakte een tekening
Rosa kwam op bezoek. 


Slide 7 - Slide

Werkwoordstijden
- Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
Guus heeft een tekening gemaakt
Rosa is op bezoek gekomen
- Voltooid verleden tijd (vvt)
Guus had een tekening gemaakt
Rosa was op bezoek gekomen


Slide 8 - Slide

Opdracht 1
De weerman vertelde over de door een aardbeving verwoeste stad. 

inf - infinitief
pvtt - persoonsvorm tegenwoordige tijd
pvvt - persoonsvorm verleden tijd  bn - bijvoeglijk naamwoord
vd - voltooid deelwoord                        od - onvoltooid deelwoord


Slide 9 - Slide

Opdracht 1
Anouk besluit om naar het zonnige Spanje op vakantie te gaan. 

inf - infinitief
pvtt - persoonsvorm tegenwoordige tijd
pvvt - persoonsvorm verleden tijd  bn - bijvoeglijk naamwoord
vd - voltooid deelwoord                        od - onvoltooid deelwoord


Slide 10 - Slide

Opdracht 1
Het gemotiveerde sportteam heeft de eerste prijs gewonnen op het toernooi. 

inf - infinitief
pvtt - persoonsvorm tegenwoordige tijd
pvvt - persoonsvorm verleden tijd  bn - bijvoeglijk naamwoord
vd - voltooid deelwoord                        od - onvoltooid deelwoord


Slide 11 - Slide

Opdracht 1
De dief bekende aan de politie de tas van de oude vrouw te hebben gestolen. 

inf - infinitief
pvtt - persoonsvorm tegenwoordige tijd
pvvt - persoonsvorm verleden tijd  bn - bijvoeglijk naamwoord
vd - voltooid deelwoord                        od - onvoltooid deelwoord


Slide 12 - Slide

Opdracht 1
Lachend begroeten familie en vrienden het vijftig jaar getrouwde echtpaar. 

inf - infinitief
pvtt - persoonsvorm tegenwoordige tijd
pvvt - persoonsvorm verleden tijd  bn - bijvoeglijk naamwoord
vd - voltooid deelwoord                        od - onvoltooid deelwoord


Slide 13 - Slide

Opdracht 1
De ouvreuse vraagt aan de pratende jongeren om tijdens de film stil te zijn.

inf - infinitief
pvtt - persoonsvorm tegenwoordige tijd
pvvt - persoonsvorm verleden tijd  bn - bijvoeglijk naamwoord
vd - voltooid deelwoord                        od - onvoltooid deelwoord


Slide 14 - Slide

Verwerking
Opdracht 1, 2 en 3 maken blz. 186 + 187

Niet af?
- Flex NE - ZWU - huiswerk :) 
timer
10:00

Slide 15 - Slide

Lesdoel behaald?
Ik kan de verschillende werkwoordsvormen en werkwoordstijden herkennen en benoemen. 

Slide 16 - Slide

Terugblik/evaluatie 
- infinitief?                                                           Gebruik het woord:
- pvtt?                                                                     fietsen
- pvvt?
- vd?
- od?
- bn?



Slide 17 - Slide