3.4 & 3.5 Wetenschap en cultuur

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

3.4 & 3.5 Strijden of sporten &
Griekse kunst

Lesdoelen

Je kunt uitleggen wat hellenisme is

Je kunt de Ionische, Dorische en Korinthische stijl herkennen

Je kunt uitleggen hoe de Grieken probeerden hun beelden zo echt mogelijk te laten lijken

Je weet welke soorten toetsvragen er zijn

Alexander

• Koninkrijk Macedonië wordt in de vierde eeuw steeds machtiger: in 338 valt Alexander het Perzische Rijk aan
  
• Na het verslaan van Darius III houdt niets hem tegen om het Midden-Oosten en Egypte te veroveren
• Als hij ook Babylon veroverd heeft trekt hij richting India, waar zijn leger hem dwingt terug te keren --> Alexander sterft daar op 32 jarige leeftijd
• Overal waar Alexander kwam stichtte hij Griekse steden, waar hij soldaten achter liet
• Gevolg: verspreiding van de Griekse cultuur --> hellenisme 

Tempels

De Grieken bouwden tempels voor hun goden

Hier konden ze de goden aanbidden

Hier werd veel tijd en geld aan besteed

Het was tenslotte voor de goden...

Tempels nu

Tempels vroeger

Zuilen

De Grieken ondersteunden de daken van tempels met zuilen

Er waren drie soorten (DIK):

Dorische zuilen

Eenvoudig met rechte lijnen

D

Ionische zuilen

Twee krullen bovenaan

I

Korintische zuilen

Versierd met gekrulde bladeren

K

D

I

K

Deze zuil is:

Dorisch

Ionisch

Korintisch

Deze zuil is:

Dorisch

Ionisch

Korintisch

Deze zuil is:

Dorisch

Ionisch

Korintisch

Deze zuil is:

Dorisch

Ionisch

Korintisch

Griekse beelden

Grieken namen hun beeldhouwkunst over van de Egyptenaren

Daarom leken de beelden erg stijf

Maar Grieken wilden beelden "echt" laten lijken

Daarom kregen de beelden meer "beweging"

Voorbeeld

Een Egyptisch beeld (links) en een Grieks beeld (rechts)

Voorbeeld

Een discuswerper. Je kan de beweging van de worp zien

Perfectie

De beelden leken op mensen, maar moesten goden voorstellen

Daarom moest het lichaam perfect zijn

Dus aantrekkelijk, gespierd en fel gekleurd

Voorbeeld

Soorten vragen:

R= reproductie, dit is je leerwerk (begrippen)

T1= toepassing van je kennis in situaties zoals je ze eerder in de les hebt gezien.

T2= toepassing op nieuwe situaties (moeilijker)

I = Inzicht

Vraag 1. (R) (1pt) Wat betekent democratie?

Vraag 2. (R) (1pt)
In Griekenland ontstonden zelfstandige stadstaten. Noem hiervan een oorzaak.

Vraag 3. (T1) (2p)
Welk begrip uit het hoofdstuk past het beste bij deze afbeelding? Leg je antwoord uit.

Vraag 4. (T2) (1pt) Lees de tekst van de Griekse geschiedschrijver Herodotus.
Welke bestuursvorm (=manier van regeren) beschrijft Herodotus in de tekst 1 en 2 ?

Gebruik de tekst

Vraag 5. (I) (2p) Bekijk de afbeelding.
Een stelling: "Athene was geen echte democratie"
Leg uit dat de stelling klopt en gebruik hiervoor de afbeelding.

Tips om de toets voor te bereiden

1. Begrippen leren (online)
2. Lessonups + aantekeningen bekijken (lesdoelen)
3. Samenvatting maken, gebruik hiervoor de blauwe tekstblokjes in je boek
4. Flashcards, mindmap, oorzaak-gevolg schema, vragen maken, overhoren