Thema 1.4 Organen en cellen

Herhaling thema 1
1 / 45
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling thema 1

Slide 1 - Slide

Bouw organisme (groot naar klein)
5
4
3
2
1

Slide 2 - Slide

Wat hoort bij 1 t/m 5?

Slide 3 - Mind map

Bouw organisme (groot naar klein)
5
4
3
2

Slide 4 - Slide

Bouw organisme (groot naar klein)
5
4
3

Slide 5 - Slide

Bouw organisme (groot naar klein)
5
4

Slide 6 - Slide

Bouw organisme (groot naar klein)
5

Slide 7 - Slide

Bouw organisme (groot naar klein)

Slide 8 - Slide

Welke levenskenmerken ken je?

Slide 9 - Mind map

Levenskenmerken




        


                                                                                                                             Stofwisseling: Omzetten van stoffen naar andere stoffen.

Slide 10 - Slide

2
1
4
3

Slide 11 - Slide

Wat hoort bij 1 t/m4?

Slide 12 - Mind map

2
4
3

Slide 13 - Slide

4
3

Slide 14 - Slide

4

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Bladgroenkorrels

Slide 18 - Slide

Thema 1 Organen en cellen
Basisstof 5: Chromosomen

Slide 19 - Slide

LEERDOELEN
1 Je kunt organen benoemen in orgaanstelsels van mensen.
2 Je kunt delen benoemen van dierlijke en plantaardige cellen met hun kenmerken en hun functies.
3 Je kunt de ontwikkeling van een zaadplant beschrijven.
4 Je kunt de kenmerken van chromosomen beschrijven.


Slide 20 - Slide

Chromosomen en DNA
Een vrouw is een organisme -) organismen bestaat uit heel veel cellen met in iedere cel een celkern -) celkern liggen chromosomen -) chromosomen zijn lange dunne ‘draden’ die voor een groot deel bestaan uit DNA -) om de DNA ligt hij eiwit gedraaid.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

DNA ligt in chromosomen
  • In elke celkern in je lichaam liggen chromosomen. 
  • Chromosomen zijn lange en dunnen draden. 
  • Chromosomen bestaan uit de stof DNA. Deze stof bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen. Dit is je genotype. 

Slide 24 - Slide

Chromosomen
46 chromosomen in totaal
23 chromosomen paren
(van elke heb je er twee)

Man XY
Vrouw XX

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Erfelijke informatie

Slide 27 - Slide

Lichaamscellen -- MITOSE

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Waar zit het DNA van de mens?
A
Cytoplasma
B
Celkern
C
Kernmembraan
D
Celmembraan

Slide 30 - Quiz

Uit wat bestaat een chromosoom
A
DNA en vet
B
DNA en koolhydraten
C
DNA en eiwit
D
DNA en zout

Slide 31 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft een mens?
A
23
B
24
C
46
D
45

Slide 32 - Quiz

23 chromosomen
2 3 chromosomen
46 chromosomen
46 chromosomen

Slide 33 - Drag question

Slide 34 - Slide

Aan het werk
Maken
  • basisstof 4
  • Klaar? Basisstof 1 t/m 3 afmaken
  • Klaar? Test jezelf
  • Klaar? Blooket


Slide 35 - Slide

Thema 1 Organen en cellen
Basisstof 5: Mitose (gewone celdeling)

Slide 36 - Slide

LEERDOELEN
1 Je kunt organen benoemen in orgaanstelsels van mensen.
2 Je kunt delen benoemen van dierlijke en plantaardige cellen met hun kenmerken en hun functies.
3 Je kunt de ontwikkeling van een zaadplant beschrijven.
4 Je kunt de kenmerken van chromosomen beschrijven.
5 Je kunt de stappen van een celdeling noemen.


Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Thema 1 Organen en cellen
Basisstof 6: Meiose (reductiedeling)

Slide 40 - Slide

LEERDOELEN
1 Je kunt organen benoemen in orgaanstelsels van mensen.
2 Je kunt delen benoemen van dierlijke en plantaardige cellen met hun kenmerken en hun functies.
3 Je kunt de ontwikkeling van een zaadplant beschrijven.
4 Je kunt de kenmerken van chromosomen beschrijven.
5 Je kunt de stappen van een celdeling noemen.
6. Je kunt beschrijven hoe geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen.

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Basisstof 4 Cellen

Slide 44 - Slide

Onderdelen 

Slide 45 - Slide