het bezittelijk voornaamwoord
1 / 21
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Het zijn ....... paspoorten
A
ons
B
onze
Slide 6 - Quiz
Het zijn ........ fietsen
A
ons
B
onze
Slide 7 - Quiz
Het is ........ huis
A
ons
B
onze
Slide 8 - Quiz
Het is .......formulier
A
ons
B
onze
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
De jongen vergeet ....... boek op school.
A
haar
B
zijn
Slide 11 - Quiz
Zij wil ....... huiswerk maken.
A
haar
B
zijn
Slide 12 - Quiz
Ze heeft een fiets. Het is .... fiets.
A
haar
B
zijn
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Ik lees dit boek. Het is .... boek.
A
mijn
B
jouw
Slide 15 - Quiz
Waar woon jij? Wat is .... adres?
A
mijn
B
jouw
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
Dit is Adam, .......... broer heet David
A
haar
B
onze
C
zijn
D
mijn
Slide 18 - Quiz
Wat is ....... adres meneer?
A
zijn
B
hun
C
mijn
D
uw
Slide 19 - Quiz
Anna woont in een studio in Amsterdam. Zij is heel blij met ............. huis.
A
ons
B
haar
C
mijn
D
hun
Slide 20 - Quiz
Bobby is de hond van de buren. Het is ........ hond.
A
hun
B
haar
C
zijn
D
onze
