Z&W P4, mens en zorg oefentoets alle hoofdstukken

Z&W P4, mens en zorg
1 / 48
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Z&W P4, mens en zorg

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wie heeft er een verstandelijke beperking?
A
Zorgvrager met het syndroom van down
B
Zorgvrager die in een rolstoel zit
C
Zorgvrager die blind is
D
Zorgvrager die doof is

Slide 2 - Quiz

Verstandelijke beperking > Mensen met syndroom van down
Lichamelijke beperking > Mensen die in een rolstoel zitten
Zintuigelijke beperking > Mensen die blind en/of doof zijn
Een kraamvrouw zorgt voor de moeder en pasgeboren baby
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Kraamzorg is zorg aan de kraamvrouw en pasgeborene.
Kraamvrouw is de vrouw die herstellende is van de bevalling.
Wat staat er in de algemene beschrijving van het zorgdossier?
A
Naam, geboortedatum en contactpersoon
B
Ziektebeeld, medicijnen en specialist
C
Welk beroep de zorgvrager heeft gedaan en bijzonderheden
D
Afspraken die de zorgvrager heeft gemaakt met de instelling

Slide 4 - Quiz

Het zorgdossier:
- Algemene gegevens (naam, geboortedatum en contactpersoon)
- Medische gegevens (ziektebeeld en gevolgen, medicijnen en specialist)
- Algemene beschrijving (beroep, belangrijke gebeurtenissen)
- Zorgleefplan > Belangrijk onderdeel van het zorgdossier. Hierin staat de afspraken die de zorgvrager met de instelling heeft gemaakt.

In het zorgleefplan staat wat de zorgvrager wilt eten/drinken, daginvulling, contactpersoon etc.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

- Zorgleefplan > Belangrijk onderdeel van het zorgdossier. Hierin staat de afspraken die de zorgvrager met de instelling heeft gemaakt. 

Het zorgdossier:
- Algemene gegevens (naam, geboortedatum en contactpersoon)
- Medische gegevens (ziektebeeld en gevolgen, medicijnen en specialist)
- Algemene beschrijving (beroep, belangrijke gebeurtenissen)
Wat betekent empathie?

Slide 6 - Open question

Verplaatsen in de gevoelens van een ander. Als je je kunt inleven in de zorgvrager, dan begrijp je zijn emoties en kun je goed communiceren met elkaar
Glimlachen naar de buschauffeur
Praten met je buurvrouw
Met een vinger wijzen naar een voorwerp
Vies gezicht trekken
Tekst uitleggen
Communicatie met woorden
Communicatie zonder woorden
Verbale communicatie
Non-verbale communicatie

Slide 7 - Drag question

Communicatie met woorden > Verbale communicatie
Communicatie zonder woorden > Non-verbale communicatie 
Wat is een goed gesprek?

Slide 8 - Open question

- Je wilt de andere leren kennen en begrijpen;
- Je neemt de tijd;
- Je luistert goed naar de ander;
- Je kunt zeggen wat je denkt en voelt;
- Je bent bewust van je lichaamstaal;
- Je houd rekening met de privacy van een ander.
Waar denk je aan bij hygiëne?

Slide 9 - Mind map

Hygiëne is alles wat je doet om besmetting en verspreiding van bacteriën en infecties te voorkomen.

Een goede hygiëne is van belang om de kans op infectieziekten te voorkomen. Om gezond te blijven zorg je ervoor dat je lichaam, maar ook je omgeving schoon is en schoon blijft.

Besmettelijke ziekten worden vaak door je handen overgebracht op iemand anders

Wanneer gebruik je handalcohol?
A
Als je naar het toilet bent geweest
B
Als je handen vies/plakkerig zijn
C
Voordat je begint met het verwerken van voedsel
D
Als je handen niet zichtbaar vies zijn

Slide 10 - Quiz

Als je handen niet zichtbaar vies zijn gebruik je handalcohol.

Als je naar het toilet bent geweest ga je eerst je handen wassen met water, daarna zou je kunnen kiezen voor handalcohol.

Als je handen vies/plakkerig zijn ga je ze eerst wassen met water.

Als je voedsel gaat verwerken ga je je handen wassen met water en zeep.
2

Slide 11 - Video

This item has no instructions

01:17
Hoelang doe je over goede handhygiene?
A
20 seconden
B
30 seconden
C
1 minuut

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

01:27
Als je handalcohol hebt gebruikt moet je nog huidlotion gebruik
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

In handalcohol zit een verzorging product wat er voor zorgt dat je handen niet uitdrogen. Door uitdroging van je handen kun je kloofjes krijgen hier kunnen gemakkelijk ziektekiemen in komen.
Wat valt onder persoonlijke verzorging?

Slide 14 - Mind map

- Verzorging van de huid > Wassen van het lichaam
- Haarverzorging > Wassen, kammen/borstelen en opsteken
- Mondverzorging > Tanden poetsen, spoelen en stokeren/rageren
- Hulp bij het aan- en uitkleden 
- Hulp bij naar het toilet gaan;
- Hulp bij eten en drinken. 
Wat gebeurd er al iemand incontinent is?
A
Je doet de behoefte op het toilet
B
Je kunt geen ontlasting meer ophouden
C
Je kunt geen urine meer ophouden
D
Je hebt last van verstopping

Slide 15 - Quiz

Incontinentie wil zeggen dat je je urine en/of ontlasting niet meer kunt ophouden. 
Zorgvrager kan dan gebruiken maken van (wegwerp) luiers of broekjes. 
Ondersteek
Toiletverhoger
Postoel
Toiletverhoger
Ondersteek
Urinaal

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Wat is zelfredzaamheid?
A
Je zelf kunnen redden
B
Hulp nodig hebben van anderen
C
Begeleiding krijgen bij tandenpoetsen

Slide 17 - Quiz

Letterlijk betekent zelfredzaamheid: jezelf kunnen redden. Zelfredzaamheid is hoe goed mensen zich kunnen redden op alle levensterreinen, met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg. Door te werken aan zelfredzaamheid kan zorg of intensivering van zorg worden voorkomen of uitgesteld.
Wat is autonomie?
A
Zelfstandig een beslissing kunnen nemen
B
Beïnvloed worden door een ander

Slide 18 - Quiz


Autonomie gaat over zelfbeschikking en zelfstandigheid, je hebt het recht zelf te bepalen wat je doet. Een autonoom persoon bepaalt zelf zijn eigen leefregels en wetten. Er wordt zelfstandig beslist over goed en kwaad, zinvol en zinloos.
Wat betekent dubbele vergrijzing?
A
Oudere mensen leven minder lang
B
Oudere mensen leven langer
C
Doordat ze korter leven is de periode zorg ook korter
D
Doordat ze langer leven is de periode zorg ook langer

Slide 19 - Quiz

Er komen steeds meer oudere mensen, deze oudere mensen leven ook langer. Doordat ze langer leven is de periode dat ze zorg nodig hebben ook korter.
Wie vallen er onder de sociale netwerk en waarom is het zo belangrijk?

Slide 20 - Open question

Sociale steun krijg je van je sociaal netwerk bijv. ouders, opa/oma, vrienden en klasgenoten.

Een goed sociaal netwerk is een voorwaarde om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen leven. 
Wat is mantelzorg?
A
Zorgen voor iemand waar je geld voor krijgt
B
Zorgen voor iemand waar je geen geld voor krijgt

Slide 21 - Quiz

Mantelzorgers zijn geen zorgverleners van beroep. Zij zorgen onbetaald voor hun ziekte familielid of vriend.
Een motorische beperking kan aangeboren zijn maar ook op later leeftijd ontstaan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Motorische beperking kan aangeboren zijn maar ook op latere leeftijd voorkomen. Zorgvragers met een motorische beperking kunnen hulp nodig hebben met wassen, aankleden en zichzelf verplaatsen.


Wat is ergonomisch werken?
A
De zorgvrager zorgt dat het afval goed wordt gescheiden
B
De zorgvrager krijgt geen lichamelijke of geestelijke klachten
C
De zorgverlener krijgt geen lichamelijke of geestelijke klachten

Slide 23 - Quiz

Ergonomisch werken zorgt ervoor dat je geen lichamelijke en geestelijke klachten oploopt door het werk. 
Ergo-coaches geven uitleg over hoe je goed moet tillen, een tillift moet gebruiken en over hulpmiddelen.
Actieve tillift 
 Zorgvrager kan nog wel staan
Passieve tillift
zorgvrager kan niet meer staan

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

Wanneer moet je gebruik maken van een tillift?
A
Zorgvrager tussen 15-20 kg
B
Zorgvrager 20-25 kg
C
Zorgvrager 25-30 kg
D
Zorgvrager 30-35 kg

Slide 25 - Quiz

 Als iemand zwaarder is dan 25 kg en niet meer zelfstandig kan staan moet je gebruik maken van een tillift 
1
2
3
4
5
Verplaats het slachtoffer bij gevaar
Controleer de ademhaling
Let op gevaar
Controleer het bewustzijn
Handel bij levensbedreigende letsel en ziekte

Slide 26 - Drag question

1. Let op gevaar:
Je bekijkt eerst of jezelf geen gevaar loopt, als er gevaar is kun je niet helpen en bel je direct het noodnummer.
2. Verplaats het slachtoffer bij gevaar:
Slachtoffer niet onnodig verplaatsen, dit mag alleen als er gevaar dreigt.
3. Controleer het bewustzijn:
Je gaat eerst na wat er is gebeurd. Je controleert of het slachtoffer nog bij bewust zijn is. 
4. Controleer de ademhaling:
Je kijkt of de borstkas omhoog gaat
Je luistert bij de mond/neus of er een ademhaling is
Je voelt met de wang of het slachtoffer nog lucht ademt
5. Handel bij levensbedreigende letsel en ziekte
Je belt professionele hulp, je laat iemand anders bellen als je eerste hulp verleent

Rautek-greep
Slachtoffer verplaatsen bij gevaar
Heimlich-greep
Een blokkade in de luchtweg en kans op stikken
Stabiele zijligging
Luchtweg open houden

Slide 27 - Drag question

Rautekgreep:
Rautekgreep wordt toegepast als het noodzakelijik is om het slachtoffer na een ongeval te verplaatsen naar een veilige locatie. De rautekgreep wordt alleen toegepast op kleine afstanden!
Heimlich greep:
Het slachtoffer heeft een blokkade in de luchtweg en dreigt te stikken.
Stabiele zijligging:
Je zorgt ervoor dat de luchtweg open blijft. Als je de slachtoffer op de rug neerligt kan het de luchtweg belemmeren. 
Wanneer moet je een tetanus injectie halen?
A
Bij een schaafwond
B
Bij een brandwond
C
Bij een vuile wond
D
Bij alle wonden

Slide 28 - Quiz

Tetanus injectie is nodig bij een verontreinigde (erg vuile) wond. De meeste kinderen worden gevaccineerd tegen tetanus, de laatste injectie is op hun negende. Een tetanus injectie beschermd je 10 jaar.
Wat is een eerste graads brandwond?
A
Diepe/volledige verbrand
B
Oppervlakkige verbranding
C
Ondiepe verbranding
D
Geen beschadiging

Slide 29 - Quiz

Oppervlakkige verbranding: (eerstegraads verbranding): rode, licht gezwollen, droge en pijnlijke huid. De huid is niet stuk.
Ondiepe verbranding:
(tweedegraads verbranding): een rode, pijnlijke, soms glanzende huid met blaren.
Diepe of volledige verbranding: (derdegraads verbranding): een droge, wit perkamentachtige huid of juist een zwarte kleur. Het doet nauwelijks pijn.
Welke stelling is waar?
A
Bij verslikken heb je eten in de luchtpijp en bij verstikken is er sprake van benauwdheid door verslikking
B
Bij verslikken is er sprake van benauwdheid door verstikken en bij verstikken heb je eten in de luchtpijp
C
Bij verslikken raak je buiten bewust zijn en bij verstikking ben je bij bewust zijn

Slide 30 - Quiz

Als er eten in je luchtpijp komt spreek je van verslikking. Als het slachtoffer niet meer kan hoesten en buiten bewustzijn raakt spreek je van verstikking.

Wat is een infectie?
A
Corona
B
Verkoudheid
C
Griep
D
Blaasontsteking

Slide 31 - Quiz

Virus:
Corona, verkoudheid en griep
Infectie:
Blaasontsteking wordt veroorzaakt door een infectie
Wat betekent diagnose
A
Tijd tussen besmetting en ziekte verschijnselen
B
Overbrengen van micro-organismen
C
Klachten
D
Vaststellen van een aandoening

Slide 32 - Quiz

Incubatietijd:
Tijd tussen besmetting en ziekteverschijnselen
Besmetting:
Overbrengen van micro-organismen (bacteriën van de ene plaats naar de andere plaats
Symptomen:
Verschijnsel, kernmerk en/of klacht van de ziekten
Diagnose:
Vast stellen van een aandoening door een specialist


Bij een voedselvergiftiging ben je besmet met een virus
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

Voedselvergiftiging komt  meestal door de salmonellabacterie. Komt vooral voor in vlees, eieren, melk, vis en garnalen. 
Wat is waar over de incubatietijd?
A
Incubatietijd is 8 uur na besmetting
B
Incubatietijd is 12-36 uur na besmetting
C
Incubatietijd is 48 uur na besmetting
D
Incubatietijd is 72 uur na besmetting

Slide 34 - Quiz

Incubatietijd is de tijd tussen besmetting en ziekte verschijnselen. Incubatietijd is 12-36 uur na besmetting, meestal na 3 dagen zijn de ziekteverschijnselen weer verdwenen bij gezonde mensen. 
COPD
A
Chronic Obstructive Pulmonary Disease
B
Is het zelfde als astma
C
Krijgen alleen gezonde mensen
D
Krijgen voornamelijk mensen die roken

Slide 35 - Quiz

COPD staat voor chronic obstructive pulmonary disease (chronische obstructieve (belemmerde) longziekte), het is een chronische ziekte dus je kunt er niet van genezen. 
Welke stelling is waar?
A
De longen werken niet meer goed, bij COPD komt het door ontstekingen en bij longemfyseem doordat er longblaasjes verloren gaan
B
De longen werken niet meer goed, bij COPD doordat er longblaasjes verloren gaan en bij longemfyseem door ontstekingen

Slide 36 - Quiz

COPD:
Longen zijn beschadigd doordat het continu wordt geprikkeld door roken.
Longemfyseem:
Longblaasjes gaan stuk door beschadigingen aan de wanden. Longblaasjes zorgen voor uitwisseling van koolstofdioxide en zuurstof. 
Astma

Slide 37 - Mind map

- Chronische ontsteking van de luchtwegen
- Longen zijn snel geïrriteerd en gevoelig voor bijv. rook, gassen en huisdieren
- Vaak i.c.m. een allergie
- Erfelijk 
- Meer slijm aanmaken waardoor je moet hoesten
- Piepende ademhaling bij vernauwing van de luchtpijp
- Ontstekingsremmende pufjes en luchtwegverwijder pufjes
Zorgvragers met dementie:
A
Stellen telkens andere vragen
B
Hebben moeite met praten en begrijpen
C
Hebben een goed inlevingsvermogen
D
Kunnen goed voor zichzelf zorgen

Slide 38 - Quiz

Dementie is een verzamelnaam waarbij het gedrag veranderd en het denkvermogen achteruit gaat. 
De hersencellen sterven af door opeenhoping van eiwitten in de hersenen. 
Wat zijn risico's voor hart- en vaatziekten?

Slide 39 - Open question

- Roken en alcohol
- Diabetes
- Te hoog cholesterol
- Hoge bloeddruk
- Stress
- Overgewicht 
Een TIA duurt langer dan 24 uur
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz

Een TIA (Hersenen hebben tijdelijk tekort aan zuurstof) duurt maximaal 24 uur. Als de verschijnselen worden genegeerd bestaat er een grote kans op een herseninfarct of een hersenbloeding
Welke stelling is waar?
A
Een hersenbloeding komt het meest voor en is het gevolg van een lek
B
Een herseninfarct komt het meest voor. Hersenen krijgen te weinig bloed doordat de ader verstopt is

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Klysma
Injectie
Zetpil
Tablet
Capsule

Slide 42 - Drag question

This item has no instructions

Wat staat er in de bijsluiter?
A
Besluit van de arts
B
Bijwerkingen
C
Uitleg over de ziekte
D
Waarop het medicijn ingenomen moet worden

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Vitaminen en mineralen krijg je alleen binnen door medicijnen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 44 - Quiz

Vitaminen en mineralen krijg je binnen als je gevarieerd eet. Je kunt het aanvullen met medicatie

Welke stelling is waar?
A
Voedingssupplement: Een voedingsmiddel dat een aanvulling is op de normale voeding
B
Voedingssupplement: Een voedingsmiddel dat een alternatief is voor normale voeding

Slide 45 - Quiz

Zwangere vrouwen moeten extra vitamine D en foliumzuur innemen. Dit zijn de voedingssupplementen voor een zwangere vrouw

Automatisering
Domotica
Vervangen van menselijke arbeid door machines/computers
Gebruik maken van elektronische aanpassingen in een woning
Zorgvrager kan langer thuis wonen

Slide 46 - Drag question

Domotica kun je inzetten in een woonomgeving, hierdoor kunnen mensen langer zelfstandig thuis wonen. VB: Slim medicijndoosje, camera etc.

Waar is E-health een verzamelnaam voor?

Slide 47 - Open question

Verzamelnaam voor alle digitale en elektronische middelen die ons helpen de gezondheidszorg te verbeteren. 
Het kan de veiligheid en zelfredzaamheid van zorgvragers vergroten. 
Waar staat EPD voor?
A
Eigen patiënten dossier
B
Elektronisch patiënten dossier
C
Een papieren dossier
D
Een patiënten diagnose

Slide 48 - Quiz

Elektronische map met daarin alle gegevens van de zorgvrager. Het kan hierdoor gemakkelijk gedeeld worden onder de zorgverleners.