Hoofdstuk 8 Nig

Bij de makelaar
woonruimte zoeken
soorten woonruimte
meubels
preposities
negatie
uitspraak ij/ei - eu - ie
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsBeroepsopleiding

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Bij de makelaar
woonruimte zoeken
soorten woonruimte
meubels
preposities
negatie
uitspraak ij/ei - eu - ie

Slide 1 - Slide

Hoofdzin
Ik
Hij
Mijn moeder
kom
werkt
is
uit Engeland
bij TNO
62 jaar
subject - verb - rest

Slide 2 - Slide

Hoofdzin met inversie
ik
hij
mijn moeder
kom
werkt
wordt
uit Engeland terug.
bij TNO
62 jaar
Volgend jaar
Sinds kort
Op 3 oktober
element - verb - subject - rest

Slide 3 - Slide

ja/nee-vraag
jij
hij
jouw moeder
Kom
Werkt
Is
uit Engeland
bij TNO
62 jaar
?
?
verb - subject - rest 
?

Slide 4 - Slide

vraagwoorden
hoe
waar
welk / welke
wie
hoeveel
wat
?
wanneer
waarom
opdracht 3
Wie ben ik?
Hoe heet jij?
Hoeveel weegt hij?
Wat eten wij
Welke kleur kies jij?
Welk boek kies jij?
Wanneer komen jullie?

Slide 5 - Slide

vraagwoordvraag
je
hij
je
kom
Waarom
Waar
uit Engeland
bij dat bedrijf
nu
?
?
vraagwoord - verb - subject - rest (- verb)
?
Wanneer
werkt
ben

Slide 6 - Slide

woonruimte
de woning
het huis
de flat
het appartement
de bovenwoning 
de benedenwoning
de verdieping

Slide 7 - Slide

in en bij het huis
woonkamer
slaapkamer
keuken
gang
wc
badkamer

raam
deur
balkon
tuin
schuurtje
garage

Slide 8 - Slide

Maak een zin.

Slide 9 - Slide

Maak een zin.

Slide 10 - Slide

Maak een zin.

Slide 11 - Slide

Maak een zin.

Slide 12 - Slide

Maak een zin.

Slide 13 - Slide

Praat met elkaar over je huis.
Hoe groot is je huis?
Woon je alleen?
Heb je een aparte keuken of een open keuken?
Heb je een tuin en/of een balkon?
Op welke verdieping woon je?
Heb je een duur huis?
Heb je veel meubels? 
enz.



Slide 14 - Slide

Negatie
Plaats van 'niet' in de zin

Slide 15 - Slide

Negatie
verb -> niet
substantief -> geen
Plaats van 'niet' in de zin
De bovenwoning ligt niet ver van het centrum.
Ik heb geen idee!

Slide 16 - Slide

Negatie
verb -> niet
substantief -> geen
geen -> indefiniete woorden.
niet -> definiete woorden 
Plaats van 'niet' in de zin
De bovenwoning ligt niet ver van het centrum.
Ik heb geen idee!
Het is geen grote kamer.
De kamer is niet groot.

Slide 17 - Slide

Negatie
verb -> niet
substantief -> geen
geen -> indefiniete woorden.
niet -> definiete woorden 
Plaats van 'niet' in de zin
Moet je nog huiswerk maken?
Nee, ik hoef geen huiswerk te maken.
moeten -> hoeven - te + infinitief
De bovenwoning ligt niet ver van het centrum.
Ik heb geen idee!
Het is geen grote kamer.
De kamer is niet groot.

Slide 18 - Slide

Negatie
verb -> niet
substantief -> geen
geen -> indefiniete woorden.
niet -> definiete woorden 
zo ver mogelijk achteraan maar...
- voor de infinitief aan het eind van de zin
- voor een adjectief of adverbium
- voor een prepositiegroep
Plaats van 'niet' in de zin
Moet je nog huiswerk maken?
Nee, ik hoef geen huiswerk te maken.
moeten -> hoeven - te + infinitief
De bovenwoning ligt niet ver van het centrum.
Ik heb geen idee!
Het is geen grote kamer.
De kamer is niet groot.

Slide 19 - Slide

Negatie
verb -> niet
substantief -> geen
geen -> indefiniete woorden.
niet -> definiete woorden 
zo ver mogelijk achteraan maar...
- voor de infinitief aan het eind van de zin
- voor een adjectief of adverbium
- voor een prepositiegroep
Ga je je huiswerk niet maken
Ik vind het cadeau niet leuk
De poes ligt niet op de stoel
Plaats van 'niet' in de zin
Moet je nog huiswerk maken?
Nee, ik hoef geen huiswerk te maken.
moeten -> hoeven - te + infinitief
De bovenwoning ligt niet ver van het centrum.
Ik heb geen idee!
Het is geen grote kamer.
De kamer is niet groot.

Slide 20 - Slide

Plaats van 'niet' in de zin
zo ver mogelijk achteraan maar...
Ga je je huiswerk niet maken? 
 'maken' -> infinitief
voor de infinitief 
aan het eind van de zin

Slide 21 - Slide

Plaats van 'niet' in de zin
zo ver mogelijk achteraan maar...
Ga je je huiswerk niet maken? 
 'maken' -> infinitief
Ik vind het cadeau niet leuk. 'leuk' -> adjectief
voor de infinitief 
aan het eind van de zin
voor een 
adjectief of adverbium

Slide 22 - Slide

Plaats van 'niet' in de zin
zo ver mogelijk achteraan maar...
Ga je je huiswerk niet maken? 
 'maken' -> infinitief
Ik vind het cadeau niet leuk. 'leuk' -> adjectief
De poes ligt niet op de stoel. 'op de stoel' prepositiegroep
voor de infinitief 
aan het eind van de zin
voor een 
adjectief of adverbium
voor een prepositiegroep

Slide 23 - Slide

Prepositie
opdracht 7
in januari 
op maandag 
om 17:00 uur
tegen
achter / voor
naast
op / onder
aan / van
om
boven / onder
bij
in
tussen
tegenover
met

Slide 24 - Slide

Taaltempo 1

Slide 25 - Slide

Hart van mijn huis

Slide 26 - Slide

opdracht 13, blz. 122

Slide 27 - Slide