Formuleren H4, les 2

Programma
Toets: donderdag 28 januari
(Toetsstof Woordenschat H1 en H2 + Formuleren H2 en H4)
1) Theorie Formuleren H4 + plan van aanpak
2) Bespreken huiswerk Formuleren H4
3) Extra oefenen
4) Huiswerk




 
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Programma
Toets: donderdag 28 januari
(Toetsstof Woordenschat H1 en H2 + Formuleren H2 en H4)
1) Theorie Formuleren H4 + plan van aanpak
2) Bespreken huiswerk Formuleren H4
3) Extra oefenen
4) Huiswerk




 

Slide 1 - Slide

Een overzicht van de verwijswoorden
Zelfstandige naamwoorden enkelvoud:





Zelfstandige naamwoorden meervoud:

mannelijk (de-woord)
hij, hem, zijn
die, deze
vrouwelijk (de-woord)
zij, ze, haar
die, deze
onzijdig (het-woord)
het, zijn
dit, dat
alle woorden
zij, ze, hen en hun
deze, die

Slide 2 - Slide

Plan van aanpak verwijswoorden

1) Kijk naar welk woord je verwijst. Is dat woord een mannelijk, vrouwelijk of onzijdig zelfstandig naamwoord of staat het in het meervoud? Zoek dit zo nodig op in het woordenboek (op de toets hoeft dat niet).
2) Zoek in de tabel naar het juiste verwijswoord.
3) Leer deze tabel uit je hoofd!!!!


Slide 3 - Slide

Opdracht 1
  • 1 Omdat de universiteit minder geld krijgt, neemt hij/ze minder studenten aan.
  • 1 Omdat de universiteit (v) minder geld krijgt, neemt ze minder studenten aan.

  • 2 De feestcommissie vindt dat het bestuur haar/hem niet serieus neemt.
  • 2 De feestcommissie (v) vindt dat het bestuur haar niet serieus neemt.

  • 3 Ik heb in mijn tuin een vijver aangelegd, maar hij/het/ze loopt steeds leeg.
  • 3 Ik heb in mijn tuin een vijver (m) aangelegd, maar hij loopt steeds leeg.


Slide 4 - Slide

Opdracht 1
  • 4 Als de buizerd naar voedsel zoekt, zie je hem/haar hoog in de lucht cirkelen. 
  • 4 Als de buizerd (m) naar voedsel zoekt, zie je hem hoog in de lucht cirkelen. 
  •  
  • 5 Dit product is zo populair dat het/hij/ze nauwelijks nog te krijgen is.
  • 5 Dit product is zo populair dat het nauwelijks nog te krijgen is.

  • 6 Wanneer dit aanbod je niet bevalt, kun je hem/het beter niet accepteren.
  • 6 Wanneer dit aanbod je niet bevalt, kun je het beter niet accepteren.


Slide 5 - Slide

Opdracht 2
  • 1 Heeft deze onderneming haar/zijn werknemers een bonus gegeven?
  • 1 Heeft deze onderneming (v) haar werknemers een bonus gegeven?
  •  
  • 2 Vanwege de kunstroof heeft het museum haar/zijn deuren moeten sluiten.
  • 2 Vanwege de kunstroof heeft het museum zijn deuren moeten sluiten.

  • 3 Op 3 januari zal de vereniging haar/hun/zijn leden een receptie aanbieden.
  • 3 Op 3 januari zal de vereniging (v) haar leden een receptie aanbieden.

Slide 6 - Slide

Opdracht 2
  • 4 Waarom gaat deze international haar/zijn Nederlandse vestiging sluiten?
  • 4 Waarom gaat deze international(m)  zijn Nederlandse vestiging sluiten?

  • 5 Mijn familie heeft haar/hun/zijn bezittingen in Spanje van de hand gedaan.
  • 5 Mijn familie (v) heeft haar bezittingen in Spanje van de hand gedaan.

  • 6 Dit land stuurt haar/zijn militairen naar brandhaarden overal op de wereld.
  • 6 Dit land stuurt zijn militairen naar brandhaarden overal op de wereld.

Slide 7 - Slide

Hoe heb je je huiswerk gemaakt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Poll

Kies twee woorden uit opdracht 3 en
maak daar een zin bij met
een verwijswoord.
(Lees eerst de instructie bij opdracht 3)
timer
4:00

Slide 9 - Open question

Maak opdracht 4 op blz. 123
Dit is huiswerk voor donderdag.
Begin ook vast met leren voor de toets. Donderdag gaan we naast het bespreken van het huiswerk ook de stof herhalen.

Slide 10 - Slide