H4 taalverzorging verwijswoorden (les 1)

2MH1 0945
Nodig: H4 taalverzorging (blz.106) over het meewerkend voorwerp + blz. 108. 
Camera aan - microfoon uit - actieve deelname 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2MH1 0945
Nodig: H4 taalverzorging (blz.106) over het meewerkend voorwerp + blz. 108. 
Camera aan - microfoon uit - actieve deelname 

Slide 1 - Slide

Lesdoel
  • Je kunt het meewerkend voorwerp in een zin vinden. 
  • Je kunt de verwijswoorden die/dat en met wie/waarmee juist gebruiken. 

Slide 2 - Slide

Vandaag (1e les) 
1. opening ~3 min 
2. Kahoot over meewerkend voorwerp en verwijswoorden ~10 min 
3. Uitleg verwijswoorden ~5 min 
4. Opdracht 1 samen ~5 min 

2e les: tijd om zelfstandig te werken 

Slide 3 - Slide

KAHOOT
Ga naar Kahoot.it en gebruik je eigen naam!

Slide 4 - Slide

H4 taalverzorging formuleren: verwijswoorden
Nu: uitleg over verwijswoorden. Gebruik je met wie of waarmee?

In je boek: blz. 108 

Doe goed mee met de uitleg en de vragen! 
Eerst een stukje herhaling over de verwijswoorden die/deze en dit/dat

Slide 5 - Slide

Zie jij de vogel achter de hele groep vliegen?
"Ja, ik zie ...... vliegen"
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 6 - Quiz

Formuleren (verwijswoorden)

''Ik heb een oude fiets, maar … rijdt nog goed.''
A
dat
B
dit
C
de
D
die

Slide 7 - Quiz

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?
A
dat, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 8 - Quiz

VERWIJSWOORDEN
Verwijswoorden verwijzen meestal 
naar een woord dat al eerder genoemd is of 
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

Slide 9 - Slide

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.

dezE en diE gebruik je bij dE-woorden
diT en daT gebruik je bij heT-woorden



Slide 10 - Slide

de-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord de bij staat, 
is een mannelijk of vrouwelijk woord 
of een woord in het meervoud. 

Daar kun je naar verwijzen met de 
aanwijzende voornaamwoorden deze en die.



dE eindigt op een E - dezE en diE eindigen ook op een E

Slide 11 - Slide

het-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord het bij staat, 
is een onzijdig woord. 

Daar kun je naar verwijzen met de 
aanwijzende voornaamwoorden dit en dat.



heT eindigt op een T - dien daT eindigen ook op een T

Slide 12 - Slide

Verwijswoorden - voorbeeld


de-woorden: verwijs met deze of die



het-woorden: verwijs met dit of dat

de-woorden en het-woorden
Deze deur is op slot, maar die daar is wel open.
(de deur)
Dat paard is wild, maar dit hier is rustig.
(het paard)

Slide 13 - Slide

Verwijswoorden deel II
Verwijswoorden gebruiken we ook op een andere manier.

De keuze tussen: 

met wie 
en 
waarmee




Slide 14 - Slide

Wanneer gebruik je nu precies wat?
met wie  -  gebruik je als je te maken hebt met mensen

waarmee  -  gebruik je als je te maken hebt met dieren of dingen

Slide 15 - Slide

Voorbeeld I
Zij is iemand met wie je altijd gezellig kunt kletsen.

'Zij' is een mens.

We gebruiken: met wie.

Slide 16 - Slide

Voorbeeld II
Het boek waarover je zo enthousiast vertelde, is me ook goed bevallen.

'Het boek' is een ding.

We gebruiken: waarmee.

Slide 17 - Slide

Het paard .... Annelies een goede band heeft, is helaas geblesseerd.
A
met wie
B
waarmee

Slide 18 - Quiz

De docent ...... ik altijd kan lachen.
A
met wie
B
waarmee

Slide 19 - Quiz

2e les = tijd om hiermee aan de slag te gaan! 

Slide 20 - Slide

2MH1 
Nodig: H4 taalverzorging (blz.106) over het meewerkend voorwerp + blz. 108. 
Camera aan - microfoon uit - actieve deelname 

Slide 21 - Slide

Lesdoel
  • Je kunt het meewerkend voorwerp in een zin vinden. 
  • Je kunt de verwijswoorden die/dat en met wie/waarmee juist gebruiken. 

Slide 22 - Slide

Vandaag (2e les) 
1. opening ~3 min 
2. Zelfstandig aan de slag met opdrachten, in de Meet 
3. Vragenrondje 

Deze week af: alle opdrachten meewerkend voorwerp + verwijswoorden opdracht 1 en 2. 
Let op: eigen verantwoordelijkheid om bij te blijven!! 

Slide 23 - Slide