Dag 8

                                           Thema 6
film
Thema 6
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

                                           Thema 6
film
Thema 6

Slide 1 - Slide

volgens
  • mijn mening
  • volgens mij = ik denk dat
  • volgens mijn zus = mijn zus denkt dat....
  • zin: Volgens mij wordt het vandaag mooi weer! 
43

Slide 2 - Slide

het voordeel
  • iets wat goed is
  • tegenovergestelde:   
    het voordeel <--> het nadeel
  • zin: Het voordeel van een vakantie in Spanje is dat het daar mooi weer is! 
44

Slide 3 - Slide

de vraag
  • als je een vraag hebt, wil je iets weten
  • vraag < -- > antwoord
  • werkwoord: een vraag stellen
  • zin: Ik weet het antwoord op deze vraag
45

Slide 4 - Slide

wanneer ?
  • hoe laat?
  • op welke dag?
  • welke tijd? 
  • vraagwoord
  • zin: Wanneer ben je jarig?
  • zin: Wanneer heb je een afspraak met de IND?
46

Slide 5 - Slide

wat ?
  • dit zeg je als je iets vraagt over een ding
  • vraagwoord
  • Wat zeg je?
  • Wat is je naam?
  • Wat vind je lekker? 
  •  Wat is dat?
47

Slide 6 - Slide

welk/welke ?
  • deze of die andere?
  • vraagwoord
  • het -woord: welk
  • de-woord: welke
  • zin: Welk boek wil je lezen?
  • zin: Welke kleur vind je mooi?
48

Slide 7 - Slide

Maak de zin af:
Volgens mij is dat meisje ...................
43

Slide 8 - Open question

Welke zin is goed?
43
A
Volgens mij gaat het vandaag regenen.
B
Ik ga naar huis volgens de fiets.
C
Hij is ziek volgens naar huis.
D
Ik koop volgens bij de supermarkt.

Slide 9 - Quiz

Wat is een voordeel van naar school gaan?
timer
3:00
44

Slide 10 - Open question

Het ............. van vakantie is dat je de hele dag in je bed mag liggen!
44

Slide 11 - Open question

Wat is het voordeel als je goed Nederlands spreekt?
44

Slide 12 - Open question

Waar zie je een vraag?
45
A
Hoe heet je?
B
Van harte gefeliciteerd!
C
Waar woon je?
D
Sterkte!

Slide 13 - Quiz



Welke vraag stel je bij deze foto?


45
A
Wanneer is dit
B
Wat is dit?
C
Wie is dit?

Slide 14 - Quiz


46
Welke zin is goed?
A
Wanneer ben je jarig?
B
Welk ben je jarig?
C
Wat ben je jarig?
D
Waarom ben je jarig?

Slide 15 - Quiz

Stel een vraag met "wanneer"
timer
3:00
46

Slide 16 - Open question


............ is dit?
47
A
Waarom?
B
Wanneer?
C
Welke?
D
Wat?

Slide 17 - Quiz

Ik hoor niet ..... je zegt.
47

Slide 18 - Open question

......... dier is dit?
48
A
Waarom
B
Welk
C
Wanneer
D
Wie

Slide 19 - Quiz