This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
voorbeelden:
162741 6 significante cijfers
0,038 2 significante cijfers
20,40 4 significante cijfers
Kijk naar de begingetallen. Gebruik in je eindantwoord het kleinste aantal significante cijfers.
25 x 4 = 100 --> 1*10^2 1 significant cijfer
1000 x 0,0240 = 24,0 3 significante cijfers
32,00 : 4,0 = 8,0 2 significante cijfers
Maak beide getallen gelijksoortig (in 10-tallen, 100-tallen etc, of werk voorvoegsels weg). Gebruik het kleinste aantal cijfers achter de komma.
0,100 kg + 0,35 kg = 0,45 kg
7,0 + 0,55 = 7,55 dus wordt 7,6