3.1


Nederlands
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Nederlands

Slide 1 - Slide

Grammatica en spelling
HOOFDSTUK 3 Werkwoordspelling

3.1 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
3.2 Persoonsvorm in de verleden tijd
3.3 Voltooid deelwoord
3.4 Engelse werkwoorden

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Je spelt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd juist.

Slide 3 - Slide

Hoe goed ben je in werkwoordspelling?
0100

Slide 4 - Poll

De persoonsvorm is altijd een werkwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Zoek de persoonsvorm(en):
De sectretaresse noteert de afspraken die de directeur maakt.

Slide 6 - Open question

De pv in de t.t.
Je hoort of je een -t moet schrijven door het werkwoord te vervangen door een vorm van lopen.

Loop je?
Vind je?

Loopt je vriend?
Vindt je vriend?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Wij stellen het op prijs als je zijn toets zo spoedig mogelijk beoordeel_ .
A
beoordeeld
B
beoordeelt
C
beoordeeldt

Slide 9 - Quiz

De student studeer_ hard voor zijn diploma.
A
studeert
B
studeerd
C
studeerdt

Slide 10 - Quiz

Vin_ je het een probleem om die toets nog even uit te stellen?
A
vind
B
vindt
C
vint

Slide 11 - Quiz

Wij vertrouwen erop dat u zijn cijfer goed bereken_.
A
berekend
B
berekent
C
berekendt

Slide 12 - Quiz

Wor_ je manager ook geïnterviewd door die journalist?
A
word
B
wordt

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Aan de slag
Gramm 3.1: opdracht 3, 5


KLAAR?
De extra opdrachten


timer
20:00

Slide 15 - Slide

Exit ticket
Pak een klein blaadje en vul in:

Ik .... (vinden) dat jij de opdracht goed ... (beantwoorden).


Slide 16 - Slide

tot de volgende les

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide