1HV Lezen H4

Lezen H4 - AH1
Tekstverbanden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lezen H4 - AH1
Tekstverbanden

Slide 1 - Slide

Zo maak je een game
Er is een idee voor een game. De tekenaars maken figuren die bij het spel passen. Je ziet een klein beetje hoe de game eruit gaat zien. Er wordt een kartonnen bordspel van de game gemaakt. De programmeurs en de geluidstechnici gaan aan de slag. De testers komen aan de beurt. Zij spelen alle levels wel honderd keer om zelfs de kleinste foutjes te ontdekken.

Slide 2 - Slide

Vond je deze tekst fijn om te lezen? Waarom wel of niet?

Slide 3 - Open question

Zo maak je een game
Het begint met een idee voor een game. Eerst maken de tekenaars figuren die bij het spel passen. Zo zie je een klein beetje hoe de game eruit gaat zien. Daarna wordt er een kartonnen bordspel van de game gemaakt. Vervolgens gaan de programmeurs en de geluidstechnici aan de slag. Als laatste komen de testers aan de beurt. Zij spelen alle levels wel honderd keer om zelfs de kleinste foutjes te ontdekken.


Slide 4 - Slide

H4 THEORIE - aantekeningen maken
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.

Die samenhang heet het verband in de tekst. Door te letten op verbanden in een tekst, kun je de tekst beter begrijpen. Je kunt verbanden vaak herkennen aan signaalwoorden. 

Slide 5 - Slide

Tekstverband
Signaalwoord 
Een chronologisch verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde. 
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort, ook jaartallen en data.
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd. 
Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen... (maar), liggende streepjes (-), getallen (1,2 etc) en dots 
In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd. 
Maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant... aan de andere kant. 
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld. 
Bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou. 

Slide 6 - Slide

Hoe noemen we dit tekstverband? 

Slide 7 - Slide

Welk  tekstverband staat er in deze tekst? 

Slide 8 - Slide

Welk  tekstverband staat er in deze tekst? 

Slide 9 - Slide

Welk  tekstverband staat er in deze tekst? 

Slide 10 - Slide

Er zijn veel dingen die ik leuk vind om na schooltijd te doen. Om te beginnen ben ik gek op lezen, dat doe ik iedere dag. Daarnaast ga ik iedere week meerdere keren te hardlopen. Ten slotte ben ik twee keer per week in de sporthal om te badmintonnen.
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband

Slide 11 - Quiz

Als mensen aan 'campingsporten' denken, komen ze al gauw op sporten zoals frisbeeën, jeu de boules of badmintonnen.
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband

Slide 12 - Quiz

Maken opdracht 1 H4 Lezen

Slide 13 - Slide